Op het snijvlak van technologie en sociale impact

Meer funding voor IE&IS dankzij gespecialiseerd team

Lees meer

Op het snijvlak van technologie en sociale impact

De faculteit Industrial Engineering and Innovation Sciences (IE&IS) scoort de laatste jaren goed bij het binnenhalen van onderzoeksgelden. De grote financiers vragen in calls structureel aandacht voor de sociale impact van nieuwe technologie – en laten ze daar bij IE&IS nu alles van weten. Het maakt de faculteit een gewilde partner bij aanvragen, maar dat is niet het enige ‘geheim’ achter de stijgende lijn, vertellen Frits Feenstra en Seda Göksu van het Project Development Office.

door
foto Fluently / iStock

Het is een respectabele – en vast ook werklustverhogende – lijst: de medewerkers van het Project Development Office (PDO) bij IE&IS hebben alle 24 gehonoreerde onderzoeksprojecten van 2022 genoteerd op een groot whiteboard in hun werkruimte in Atlas. Zo financierde NWO bijvoorbeeld de projecten KIC Leven met Dementie en Dinalog Zero Operator Logistics, en Horizon Europe stak budget in onder andere COOPERATE en Fluently, waarover je meer leest in de kaders onder dit artikel.

De bedragen die onderzoekers van Industrial Engineering and Innovation Sciences (IE&IS) binnenslepen, doen medewerkers van andere faculteiten misschien niet direct achterover slaan. Maar schijn bedriegt, aldus Frits Feenstra, teamleider van Project Development. Het onderzoek bij IE&IS vindt achter het bureau plaats, op de laptop. Niet in labs vol kostbare apparatuur. “In de budgetten is geen hardware meegenomen, het gaat puur om aanstellingen van onderzoekers.”

Succespercentage

PDO is de afdeling die onderzoekers ondersteunt bij het aanvragen van financiering. Het team is sinds 2017 actief bij IE&IS en telt vijf medewerkers. “Sinds de start zien we een significante toename van zowel het succespercentage bij aanvragen als van het aantal toegekende grants”, aldus Feenstra en collega Seda Göksu.

“Sinds de oprichting van PDO heeft de faculteit in totaal 25 tot 30 procent meer funding binnengehaald. Opvallend is de groei van EU-financiering: Europese projecten maken nu 25 tot 30 procent uit van het portfolio van onderzoeksprojecten van IE&IS,” vult Feenstra aan.

Er worden niet alleen meer aanvragen gedaan, de aanvragen worden zoals gezegd ook vaker gehonoreerd dan voorheen, aldus Feenstra. “Voor NWO-projecten is het succespercentage gestegen van 7 naar 12 procent en voor Horizon Europe van 6 naar 16 procent – dat is althans mijn conservatieve inschatting.”

Sociale impact

Belangrijk voor het succes is de nadruk die NWO en de EU als belangrijkste funders tegenwoordig leggen op de sociale impact van technologie: leuk, die innovaties, maar hoe krijgen we de burger mee? Wat betekent deze technologie voor mens en maatschappij?

“Zelfs bij de meest hightech projecten is daarom nu input vereist vanuit de sociale en geesteswetenschappen”, zegt Göksu. En dat gaat om meer dan een enkel paragraafje, voegt Feenstra toe: “Dit onderdeel kan een vijfde van de volledige projectomvang zijn.”

Je kunt niet overal wereldkampioen in worden

Frits Feenstra
Teamleider Project Development Office IE&IS

Nu zijn er op de universiteiten in ons land veel faculteiten te vinden die zich met gamma- en alfawetenschap bezighouden, maar de meerwaarde van IE&IS is dat die onderdeel uitmaakt van een TU. Göksu: “We zitten bij het vuur en zijn op de hoogte van nieuwe technologische ontwikkelingen.” Dat unique sellingpoint maakt IE&IS een populaire samenwerkingspartner bij projectaanvragen.

Focus

Maar de aandacht voor het maatschappelijke effect van technologische innovaties is, zoals gezegd, niet de enige verklaring voor het succes van IE&IS. Ook de manier waarop het PDO-team te werk gaat, draagt bij. Zij stippelden een strategie uit en stap één daarvan was: focussen.

“Je kunt niet overal wereldkampioen in worden”, constateert Feenstra nuchter. Het was dus zaak thema’s te kiezen en daarin structureel te investeren. “Je moet dan niet elk jaar gaan veranderen”, partners willen weten wat ze aan je hebben.

De vier onderzoeksgebieden waarop IE&IS inzet zijn: Sustainability & Circularity, Value of Data-Driven Intelligence, Supply Chain Management en Humans & Technology. Onderzoekers werken samen in de vier gelijknamige research teams. Die research teams zijn interdisciplinair en kunnen teamleden hebben uit alle zeven onderzoeksgroepen van de faculteit.

Skill

Toen de thema’s eenmaal vast lagen, was stap twee: contacten gaan leggen met universiteiten, instituten en bedrijven. “De ene helft van het werk is een goed onderzoeksidee, de andere helft is een goed netwerk”, zegt Feenstra.

De subsidies van Horizon Europe gaan bijvoorbeeld altijd naar een consortium van partners uit verschillende Europese landen. “Je wilt dat de initiatiefnemers aan je denken als ze die partners zoeken.” Het voordeel van ‘meegevraagd worden’ in een project van een andere partij is dat je dan zelf minder werk in de aanvraag hoeft te steken, terwijl je wel meedingt naar funding. “Als je dan ook een eigen voorstel indient gericht op een ander aspect van die call, met de initiatiefnemer van het andere voorstel als een van de partners, verdubbel je samen de kansen op financiering”, legt Feenstra uit.

Soms brengt het vakkundig lobbyen de faculteit zelfs aan de Brusselse tafel waar de calls worden uitgeschreven. Dat is de ideale situatie: “Dan kun je meebeslissen over de tekst van de call”.

Het opbouwen van een goed netwerk kost veel tijd, zegt Feenstra, die zelf nog nuttige contacten onderhoudt uit zijn arbeidsverleden bij TNO. Gelukkig scheppen alle teamleden veel plezier in het netwerken. En ze vullen elkaar goed aan, zegt Göksu: “Qua achtergrond complementeren we elkaar: we hebben mensen uit de sociale wetenschappen, humanities en techniek. Tegelijkertijd zijn we allemaal nieuwsgierig naar nieuwe technologie, vinden we het leuk om onderzoekers te ondersteunen en houden we zoals gezegd van netwerken.”

Het netwerken, het lobbyen, het strategisch manoeuvreren: het is een skill, besluit Feenstra. “Een skill waar je gaandeweg beter in wordt. Dat geeft veel voldoening – en je ziet het terug in onze resultaten.”

Ook TU/e-breed wordt er geïnvesteerd in gespecialiseerde ondersteuning bij (aanvragen voor) grote onderzoeksprojecten. Lees bijvoorbeeld dit achtergrondverhaal op de TU/e-site.

Pascale Le Blanc: “Hoeveel mensmaanden voor de RoboGym?”

Hoogleraar Pascale Le Blanc is de PDO-medewerkers dankbaar: zij wezen haar op het consortium rondom Fluently, een zogenaamde smart interface unit in ontwikkeling die de communicatie en samenwerking tussen mens en robot op de werkvloer moet gaan stroomlijnen. “Daarnaast hebben zij ons veel praktische ondersteuning gegeven tijdens het aanvraagtraject. En nog steeds kunnen we altijd bij ze terecht met administratieve vragen.”

Risicovolle en technisch complexe klussen in de maakindustrie zullen in de toekomst steeds vaker (deels) door robots worden uitgevoerd. “Denk aan het ontmantelen van battery packs zoals die in e-bikes worden gebruikt, of aan onderhoud op grote hoogte in een windturbine”, vertelt Pascale Le Blanc, hoogleraar Workplace Innovation and Sustainable Employability bij IE&IS.

Toen Frits Feenstra vanuit Zwitserland – om precies te zijn van professor Anna Valente van de Scuola Universitaria Professionale Della Svizzera Italiana, kortweg SUPSI – de vraag kreeg of hij een partij wist die het sociaalwetenschappelijke aspect van het Fluently-project voor zijn rekening kon nemen, dacht hij meteen aan Le Blanc en haar Human Performance Management-groep.

Le Blanc en haar directe collega’s Anna-Sophie Ulfert en Sonja Rispens sloten zich graag aan bij het consortium en werkten zich samen met de andere internationale partners door het intensieve aanvraagproces bij Horizon Europe heen, met ondersteuning van het Project Development Office (PDO).

“Frits Feenstra en Seda Göksu van het PDO waren aanwezig bij de vele online meetings met alle projectpartners, voerden ingewikkelde berekeningen voor ons uit – bijvoorbeeld: hoeveel mensmaanden hebben we nodig voor ons onderzoek? – en namen ons hiermee heel veel ‘praktisch gedoe’ uit handen.”

Met resultaat: in totaal haalde het consortium meer dan 9 miljoen euro aan EU-funding binnen, waarvan zo’n 5 ton voor de TU/e. “Daarvan hebben we een promovendus, Raquel Salcedo Gil, en een postdoc, Merve Alabak, aangesteld.”

Cool

Waar richt de Eindhovense bijdrage in het Fluently-project zich precies op? “Wij focussen op de menselijke kant van de samenwerking tussen mens en robot. Die interactie vraagt niet alleen specifieke vaardigheden van medewerkers, maar kan ook vragen en emotionele reacties oproepen, die variëren van: ‘kan ik dit nog wel bijbenen?’ en ‘raak ik straks mijn baan kwijt aan die robot?’ tot: ‘wat ontzettend cool om met deze nieuwe technologie te werken!’”

“In het kader van het project zullen medewerkers in een zogeheten RoboGym worden getraind in een soepele samenwerking met robots. Wij ontwikkelen het deel van de training dat erop is gericht om eventuele stress als mogelijk gevolg van deze nieuwe wijze van (samen)werken zo veel mogelijk te voorkomen.”

En zoals dat gaat bij Europese projecten, ontvangt Le Blanc ook nu het onderzoek in volle gang is nog regelmatig een administratieve vraag. Gelukkig kan ze bij complexe verzoeken – “Soms denk ik: al sla je me dood, geen idee hoe ik hierop moet antwoorden” – nog altijd bij DPO aankloppen: “Dat is superfijn”.

Marcel Bogers: “Gatekeepers annex matchmakers”

Hoe kan Europa de vrije uitwisseling van kennis en innovatie binnen haar grenzen optimaal stimuleren? In het onderzoeksproject COOPERATE gaat hoogleraar Marcel Bogers met collega’s en Europese partners op zoek naar best practices voor innovatieve ecosystemen zoals Brainport. In 2022 haalde hij met zijn voorstel 1,5 miljoen euro binnen bij Horizon Europe, waarvan een kleine 350.000 euro voor de TU/e. “Het Project Development Office neemt rompslomp en zorg uit handen, zodat je zelf op de inhoud kunt focussen.”

“De uitkomsten van COOPERATE zijn niet alleen in wetenschappelijk opzicht interessant, maar kunnen ook op beleidsniveau van nut zijn voor de TU/e, immers een belangrijke spil in Brainport, een van de belangrijke kennisgebieden van Europa”, zegt Marcel Bogers, hoogleraar Open & Collaborative Innovation. Hij trekt het onderzoeksproject samen met collega’s Arjan Markus, Rianne Valkenburg en Ntorina Antoni, die pas begonnen is als postdoc op het project.

De call van Horizon Europe waarop Bogers reageerde, vroeg om voorstellen voor een pilot voor een zogenaamde ERA hub, waarbij ERA staat voor een European Research Area. “ERA staat voor de ambitie om binnen de EU een geïntegreerde markt voor onderzoek en innovatie te ontwikkelen. De hub is dan het virtuele en/of fysieke platform dat samenwerking en uitwisseling tussen al die innovatieve ecosystemen in de EU stimuleert.”

Ontzorgen

Bogers stelt het op prijs dat Project Development op de hoogte is van alle actuele mogelijkheden voor funding, en dat de medewerkers hun best doen onderzoekers bij IE&IS te informeren over calls die aansluiten bij hun profiel. “Er zijn zo veel verschillende calls, met elk hun eigen looptijd en voorwaarden, dat het heel prettig is dat zij deze rol van gatekeepers annex matchmakers op zich nemen.”

Overigens liep hij toevallig via andere contacten tegen de call voor de ERA-hub-pilot aan, maar niettemin is het Project Development Office (PDO) van grote waarde geweest tijdens het hele aanvraagproces. “Ze weten wat de exacte achtergrond is van de call en hebben mede daardoor veel feeling met hoe je dingen formuleert, zoals de societal impact van je onderzoek. PDO heeft ook meegekeken bij het opstellen van de gevraagde begroting. Bij Horizon Europe kun je andere soorten kosten meenemen dan bij andere calls. Bij PDO weten ze precies wat daar wel en niet onder valt.”

En dan is er nog het hele ‘ontzorgen’, wat maakte dat Bogers zich op de inhoud kon focussen: “Denk aan de vele formaliteiten, administratieve issues, coördinatie met de consortiumpartners in andere EU-landen, de vaak stressvolle rompslomp rondom het indienen zelf, enzovoort. Vooral EU-onderzoeksprojecten staan erom bekend dat het managen ervan ingewikkeld en arbeidsintensief is. Dat stuk nam PDO proactief over.”

Deel dit artikel