“Niet achterover leunen in de top vijf”

Eerder dan verwacht is Nederland teruggekeerd in de top vijf van meest concurrerende economieën ter wereld. “Mijn angst is dat de partijen nu achterover gaan leunen”, zegt hoogleraar Henk Volberda, één van de ranglijstmakers.

door

Vergeleken met andere landen staat de Nederlandse kenniseconomie er inderdaad goed voor, bevestigt bedrijfskundige Henk Volberda van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij verzamelde de gegevens voor het Nederlandse deel van de politiek gevoelige Global Competitiveness Index, waarin 144 landen met elkaar vergeleken worden.

Kan de vlag uit?

“Zo zou ik het niet zeggen, maar het is wel goed nieuws. Nederland kent vrijwel geen handelsbarrières, de havens zijn de beste ter wereld, Schiphol is wereldwijd nummer vier, er gaan veel jongeren naar het hoger onderwijs… dat is allemaal goed voor de concurrentiepositie. We hebben sterke ‘kennisclusters’. Nederland heeft een innovatiebeleid opgezet en dat heeft zeker zijn effecten.”

Met de aardgasbaten is er de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in kennis en innovatie, maar die extra subsidies zijn weer stopgezet. Zullen we dat volgend jaar merken in de ranglijst?

“Zo snel gaat het niet. Alle toplanden hebben een innovatiebeleid voor de lange termijn. Finland bijvoorbeeld koos er voor dat alle leraren academisch geschoold moeten zijn en dat werpt uiteindelijk zijn vruchten af. De top bereik je niet in een jaar. We moeten daarom blijven investeren in onderwijs en innovatie. We hebben weinig anders dan onze kennis om mee te concurreren.”

Wat is nog een zwak punt?

“Het bedrijfsleven investeert nog weinig in research & development. Dat is in andere landen anders. Er zijn ook weinig afgestudeerde bèta’s en technici.”

De deelname aan het hoger onderwijs lijkt overigens niet uitzonderlijk. Daarin staan we op de 26ste plek.

“De verschillen zijn niet groot en het heeft ook te maken met wat je hoger onderwijs noemt. De VS staat nummer 1, maar ja, daar heten alle opleidingen colleges of universities, ook als wij ze niet tot het hoger onderwijs zouden rekenen. Dat zegt dus niet zo veel. Voor het primair en secondair onderwijs scoren we bijzonder hoog.”

Deel dit artikel