Vechtkunstkoning Huub Meijer maakt plaats voor nieuwe generatie

Huub Meijer, eerder Nederlands kampioen en bondscoach karate, stond dertig jaar avond aan avond in de dojo en de fitnessruimte van het Studentensportcentrum, waar hij studenten de fijne kneepjes van gevechtssporten leerde en kracht- en circuittrainingen gaf. Alle prijzen die hij won liggen inmiddels in een plastic zak – ‘ze hebben lang genoeg in huis gestaan’, maar hij kijkt met voldoening terug op een glansrijke carrière en nog veel meer op een fijn werkend leven als trainer.

Daar staat hij weer, bij de balie in zijn oh zo vertrouwde Studentensportcentrum. Dit keer gaat de goedgeluimde en nog altijd fit ogende oud-docent –voor de zomer gaf hij zijn laatste les- niet omkleden, maar vertelt hij over de gevechtskunstlessen die hij aan de TU/e gaf en over zijn persoonlijke prestaties. Precies dertig jaar geleden zette Meijer, geboren in Indonesië en op z’n vijfde naar Nederland geëmigreerd, zijn eerste stappen op de Eindhovense campus. “’Leer jij me karate en dan leer ik jou over judo’. Hans Spermon, destijds judo-docent aan de TU/e, deed me toen dit voorstel. Hij zocht iemand die goed was in karate en ik wilde meer over judo leren.”

Zijn liefde voor karate begon rond z’n vijftiende. “Ik vond het altijd heerlijk om te schoppen.” Vooral zandzakken moesten de klappen opvangen van zijn goedgetrainde benen. “Iemand zei me toen ‘Je moet eens karate gaan doen’. Waarop ik vroeg: ‘Maar wat ís karate’?” Zijn belangstelling was geboren en hij kreeg zijn eerste Japanse trainer in Amsterdam, Teruo Kono. Daarna zouden er nog zes volgen, maar Kono, voormalig Japans kampioen, heeft de meeste indruk achtergelaten. “Die man had echt alles mee. Hij was groot, flexibel, had een goede vechttechniek en was heel intelligent. Van hem heb ik vooral de technieken goed geleerd.”

De combinatie hard trainen en de techniek goed onder de knie hebben bracht de kalme gevechtskunstspecialist ver. Zo ver, dat hij in de jaren ’70 twee keer Nederlands kampioen werd. Het precieze jaartal kan hij zich niet herinneren en lijkt hij ook niet zo belangrijk te vinden, net zo min als Meijer nog exact weet wanneer hij het in de jaren ’90 als bondscoach met het Nederlands team ver bracht. Hij had nog best langer aan willen blijven, maar de bond kon hem niet langer betalen. “En ik werk niet voor niets.” De prijzen stonden lang in huis, maar liggen inmiddels in een plastic zak. “Ach, ze hebben er lang genoeg gestaan.” Grappend: “En op de platte tv’s van nu kun je ze ook niet meer zetten.”
Gevraagd naar de prijs waar hij het meest trots op is, volgt er geen NK- of WK-beker. “Ik was onder de indruk van de Stijlprijs die ik van Kono heb ontvangen, die ik van hem kreeg omdat ik de beste vechter van dat moment was.”

Met nog veel meer genoegen dan op zijn karate-carrière, blikt hij terug op zijn tijd als docent bij het Sportcentrum, het contact met leerlingen en zijn leercurve. “Ik heb een studie van karate gemaakt, ik heb jaren kennis opgebouwd en alles doorlopen; van scheidsrechter naar examinator tot  bondscoach en naar docent. Ik heb het altijd enorm goed naar mijn zin gehad en fijn samengewerkt met de directeuren, in het bijzondere met de huidige, Wim Koch. Ik heb veel vrijheid gehad, niemand die achter me staat te kijken in de zaal.” Bescheiden: “Ik ben dan toch de zogenaamde deskundige.”

Meijer heeft altijd een goede band met zijn leerlingen gehad. Vanuit verschillende van hen kwam ook het verzoek om hem te interviewen. “Ik heb al die jaren volle zalen gehad en het zo persoonlijk mogelijk gehouden. Ik had bijvoorbeeld de gewoonte om mijn leerlingen een hand te geven bij binnenkomst.” Er zijn zelfs leerlingen die al bijna 35 les van hem hebben gehad– ook al voor zijn tijd in het Sportcentrum. Een van hen gaat hem daar nu vervangen. 

Jarenlang bracht hij vier avonden vier uur achter elkaar aan de TU/e door. “Ik sportte zelf ook nog veel, en gaf training in een club. Ik kan wel zeggen dat ik roofbouw op mijn lichaam heb gepleegd.” Naast karate, gaf hij les in kempo jutsu en judo. Na een heel leven karate zou je verwachten dat dat zijn favoriete discipline is. Verrassend genoeg is dat niet zo. “Na al die jaren vind ik judo mooier. Je moet zien op te staan als je op de grond ligt, tegenslag zien om te buigen tot iets positiefs.”

Meijer bouwde vanaf z’n 65e zijn werkuren af en besloot afgelopen zomer helemaal te stoppen. “Ik had last van mijn voet gekregen en ik wil het aan de jongeren overlaten. Aan alles komt een einde, het is tijd voor de volgende generatie.” Zijn leven ziet er nu heel anders uit. “Mijn vrouw werkt nog en ik doe het huishouden. Maar ik doe het graag.” En nu gaat de voormalig bondscoach naar huis. Glimlachend: “Even een paar wasjes draaien.”

Deel dit artikel