Foto | Shutterstock

TU/e scoort goed in QS-rankings op vakgebied

In de QS-ranglijsten voor vakgebieden heeft de TU/e een flinke stap vooruit gezet. Binnen drie zogeheten ‘subject areas’ werd de top-50 gehaald: Mechanical Engineering (44), Chemical Engineering (42) en Statistics & Operational Research (39). Universitair docent Daniël Lakens van de groep Human Technology Interaction laat via Twitter weten dit soort ranglijsten “tamelijk betekenisloos” te vinden. “Laten we zelf bepalen en meten wat we belangrijk vinden en dat uitdragen.”

door
foto Shutterstock

QS is een Brits bedrijf gespecialiseerd in onderwijs en studeren in het buitenland en presenteert jaarlijks een algemene ranglijst voor universiteiten. Deze week verschenen van QS ook ranglijsten die zijn toegespitst op vijf ‘Broad Subject Areas’, daaronder vallen Arts & Humanities, Engineering & Technology, Life Sciences & Medicine, Natural Sciences en Social Sciences & Management, en daarnaast zijn er nog lijsten voor 48 specialistische ‘Subject Areas’.

In ranglijst voor Engineering & Technologie stijgt de TU/e van plaats 103 naar 89. Binnen de lijsten voor specialistische vakgebieden doet de TU/e het in twaalf van de dertien gerankte vakgebieden beter dan de jaren daarvoor. QS zegt daarbij te kijken naar ruim twaalfhonderd universiteiten.

Via Twitter stelde universitair docent Daniël Lakens deze ochtend vragen bij het zo trots uitdragen van dit soort ranglijsten door de TU/e. Volgens hem moet er niet zoveel aandacht aan besteed worden. “Want op welke criteria worden universiteiten nu precies vergeleken?”, zegt Lakens, als Cursor vraagt naar zijn kritische kanttekening.

“Als het aantal onderzoekers een criterium is, zou dat betekenen dat je al je docenten maar moet ontslaan. Zo werkt dat niet in Nederland, want onze wetenschappers combineren onderzoek en onderwijs. Rijke universiteiten kunnen het zich veroorloven om onderzoekers te kopen, en als je een ranglijst van de rijkste universiteiten naast die van QS legt, zullen die veel overeenkomsten vertonen.”

Volgens Lakens is het ook de vraag hoe belangrijk dit soort lijsten zijn bij de keuze die een student of een wetenschapper maakt voor een bepaalde instelling. “In mijn directe omgeving heb ik dat nog nooit iemand horen zeggen. Wat een universiteit moet doen, is zelf bepalen wat belangrijk is, bijvoorbeeld het aantal keren dat je wetenschappers geciteerd worden, en dat meten. En als daar goede resultaten uitkomen, moet je dat uitdragen.”

QS zegt de uitkomsten van de nu gepresenteerde lijsten te baseren op een combinatie van Academic Reputation Surveys (tussen 2014-2018), Employer Reputation Surveys (tussen 2014-2018), Citations per paper (afgelopen 5 jaar geïndexeerd in Scopus) en de H-index (Scopus), de impact van wetenschappelijke publicaties.

Deel dit artikel