Nederland is een fietsland door sterk staaltje polderen

Nederland is al meer dan honderd jaar een fietsland. In omringende landen moest de fiets wijken voor de auto, maar in de lage landen gebeurde dat minder. En dat terwijl het ook al honderd jaar de vraag is wie er nou eigenlijk verantwoordelijk is voor het fietsbeleid. Historicus Henk-Jan Dekker schreef er een proefschrift over dat nu openbaar beschikbaar is.

door
foto Rudmer Zwerver / Shutterstock

Met 37.000 kilometer aan fietspad en meer fietsen dan inwoners, valt wel te stellen dat Nederland een echt fietsland is. Het is het resultaat van decennia aan polderen, zegt TU/e-onderzoeker Henk-Jan Dekker, die dit jaar promoveerde bij Industrial Engineering and Innovation Sciences. Hij bracht met zijn onderzoek in kaart hoe het Nederlandse fietsbeleid zich vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw ontwikkelde.

Fietsers hebben in Nederland altijd mee mogen praten over beleid, vertelt Dekker. Fietsbeleid stond echter nooit als hoofdpunt op de agenda. Dat begon al in de jaren twintig, toen de fietsbelasting werd ingevoerd. Er was geld nodig voor de aanleg van wegen voor auto’s, maar door een gebrek aan automobilisten zou autobelasting niet genoeg opleveren. Er werd echter wel massaal gefietst. “Fietsers hebben het grootste deel van de wegenaanleg gefinancierd, maar mochten zelf geen gebruik maken van die wegen”, vertelt Dekker.

Toch fietspaden

Ingenieurs vonden het niet eerlijk als fietsers niets terug zouden krijgen voor het feit dat ze belasting betaalden, bleek uit stukken die Dekker uit het archief wist op te rakelen. Dus kwamen er fietspaden. Indirect pakte de belasting toch ook voor de fietsers goed uit.

Toen de auto in Europa echt begon op te rukken verdwenen fietsen in veel landen compleet uit het straatbeeld. In Nederland was dat niet het geval. “Op het dieptepunt fietste toch nog zeker twintig procent van de mensen. Al sinds 1900 probeerde de ANWB fietsen als iets typisch Nederlands neer te zetten en dat leek te werken. En in Nederland waren er al fietspaden buiten de steden. Langs de provinciale weg kon je daardoor nog wel veilig fietsen.”

In de steden was dat allesbehalve het geval. In grafieken is te zien hoe in de piek rond 1970 zo’n vijfhonderd fietsers per jaar het leven lieten. “Het zorgde voor veel woede onder de bevolking. Allerlei protestbewegingen kwamen op, waaronder Stop de Kindermoord en de Fietsersbond.” Verkeersveiligheid bleek een krachtig argument, vertelt Dekker. “Het oversteeg de politiek.”

Activisme

Het protest van activisten resulteerde in beleid dat fietsers en voetgangers moest beschermen. Opvallend was de manier van actievoeren, zegt Dekker. “Fietsers positioneerden zich als de experts op het gebied van dagelijks reizen. Er kwam een samenwerkingsverband tussen activisten en beleidsmakers. Ingenieurs waren bezig met auto’s, wegen en grotere systemen. Fietsers zeiden tegen hen: wij weten wat we nodig hebben en kunnen die informatie met jullie delen als jullie er ook iets mee doen.”

Een sterk staaltje polderen dus. “Activisten zochten niet de confrontatie op, maar gingen voor een meer pragmatische aanpak.” Die manier van samenwerken is typerend voor hoe het fietsbeleid in Nederland tot stand kwam. “Het is altijd een coalitie van groepen geweest, zonder duidelijke leider.”

Tot op de dag van vandaag is niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het fietsbeleid: de nationale, provinciale of lokale overheid, zegt Dekker. “Dat klinkt misschien negatief, maar het heeft goed gewerkt. Verschillende belangengroepen hebben door de jaren heen heel wat fietspaden aan weten te leggen.”

Dertig kilometer per uur

Die fietspaden zijn op dit moment nog grotendeels gescheiden van de autorijbaan. Of dat model ook vol te houden is en of je dat moet willen is nu de vraag, zegt Dekker. “Er zit een grens aan ruimte en geld. Je kunt er ook voor kiezen om de snelheid in steden terug te brengen naar dertig kilometer per uur. Als je de snelheid van auto’s genoeg verlaagt, heb je geen losse fietspaden meer nodig.” Maar ook over dat model zijn de meningen verdeeld.

Om tot een goed besluit te komen is het geen slecht idee om naar de geschiedenis te kijken, zegt Dekker. “Misschien hebben we vroeger al oplossingen gevonden die we vergeten zijn. Vooral ingenieurs blijken vaak te vergeten wat ze vroeger wel wisten.” Uit het proefschrift is in ieder geval ook een duidelijke les te trekken. “Ga praten met fietsers zelf, je gaat gemakkelijk de fout in als je voor hen beslist.”

Het boek Cycling Pathways is hier te downloaden.

Deel dit artikel