Analyse: hoe verder met de buitenlandse studenten?

Minister Dijkgraaf ziet internationale studenten graag naar Nederland komen, maar sommige opleidingen – en steden – kunnen de toestroom niet meer aan. In welke hoek zoekt hij de oplossing?

door
foto ArtistGNDphotography / iStock

Opnieuw is het aantal internationale studenten aan de Nederlandse universiteiten toegenomen, bleek gisteren uit de nieuwe tellingen. En als de voorspellingen uitkomen, is de groei nog niet voorbij.

Bij sommige fixusopleidingen verdringen internationale studenten Nederlandse studiekiezers. Bovendien is er woningnood en kunnen studenten vaak geen kamer vinden. Dus roepen steden en universiteiten om hulp.

Eigen plan

Maar minister Robbert Dijkgraaf lijkt geen haast te hebben. Een wetsvoorstel van zijn voorganger Ingrid van Engelshoven (‘Taal en Toegankelijkheid’ (WTT)) heeft hij ingetrokken, terwijl het al bijna over de eindstreep was. Alleen de Eerste Kamer hoefde er nog over te stemmen. Pas in het voorjaar van 2023 komt de minister met zijn eigen plan.

De universiteiten balen dat ze zo lang moeten wachten totdat ze iets kunnen doen, maar Dijkgraaf heeft de beslissing weloverwogen genomen. “Ik kan de gereedschapskist volstoppen en dan kan iedere boer zijn eigen stukje van de dijk onderhouden, maar daarmee is de dijk nog niet bewaakt”, zei de minister afgelopen juni in een interview met het HOP. “We moeten een landelijke blik op internationalisering hebben: wat willen we met zijn allen? Die blik ontbreekt nog.”

Instrumenten

De universiteiten willen inderdaad meer gereedschap in hun kist. Ze willen toestemming om onderscheid te maken tussen Europese en niet-Europese studenten, zodat ze de ene groep kunnen beperken zonder de andere groep te raken. Daar zouden elf opleidingen, zoals lucht- & ruimtevaarttechniek en werktuigbouwkunde, mee geholpen zijn, stelden ze in een persgesprek.

Verder willen ze onderscheid maken tussen een Nederlandstalige track waarin alle Nederlandstaligen terechtkunnen en een Engelstalige track, waarvoor dan een numerus fixus geldt. Zo kun je de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten op peil houden. Daar hebben momenteel dertien opleidingen behoefte aan.

Zou het daarbij blijven? Desgevraagd geeft voorzitter Pieter Duisenberg van koepelvereniging UNL toe dat allicht nog meer opleidingen deze opties zullen willen benutten.

TU/e

Hoe staat de TU/e erin? Woordvoerder Ivo Jongsma laat per mail weten dat ondanks het feit dat het stranden van de WTT het ministerie van OCW experimenteerruimte biedt voor toegankelijkheid en selectie, de door UNL voorgestelde sturingsinstrumenten voor de eerste ronde van die experimenteerruimte niet aansluiten bij de behoeften van de TU/e. Dat betreft dus een capaciteitsfixus voor niet EER-studenten en een capaciteitsfixus voor een anderstalige variant, een track. Zeven universiteiten zouden die sturingsinstrumenten graag willen hebben voor 24 van hun opleidingen. Jongsma schrijft: ‘Onze internationale instroom in de bachelor is vooral uit de Europese Economische Ruimte  (dit collegejaar zijn er dat volgens de BI Portal 662, red.), en daar richten die twee instrumenten zich niet op. We gaan wel meedoen aan de tweede ronde, met als doel een passend instrument te krijgen om de Nederlandse instroom op peil te houden. Voor de masterinstroom hebben we met de bestaande middelen voldoende grip op de instroom.’

Eigen stukje dijk

Dijkgraaf wil voorkomen dat iedereen alleen zijn eigen stukje van de dijk bewaakt. Er zijn grote tekorten op de arbeidsmarkt, redeneert het kabinet, en Nederland kan het talent van buitenlandse studenten goed gebruiken. Bovendien zouden krimpregio’s dolblij zijn met de komst van buitenlandse studenten die de economie een zetje geven. Dus zoekt Dijkgraaf het vermoedelijk in een andere richting. Maar welke dan?

Eén van de oplossingen is om sommige hogescholen in een soort praktijkgerichte universiteiten te veranderen. Dan kan een deel van de wo-studenten bij de hogescholen terecht en wordt de druk verspreid. Een bijkomend voordeel is dat de voorspelde krimp van het hbo dan wordt opgevangen. Die mogelijkheid is wel vaker genoemd.

Eén instelling

Maar er is nog een optie. Dijkgraaf vindt dat het hoger onderwijs eigenlijk als één instelling zou moeten functioneren, om het werk onderling beter te verdelen. Dat kun je met de inschrijving voor studies ook doen.

Als die buitenlandse studenten geen plaats kunnen krijgen in pakweg Amsterdam of Delft, stuur ze dan naar opleidingen in andere steden. Zo ging het vroeger met de opleiding geneeskunde bijvoorbeeld ook. De toekomstige artsen kwamen niet altijd bij de universiteit van hun eerste voorkeur terecht en moesten soms naar een andere stad.

Wil Dijkgraaf meer buitenlands talent naar Nederland halen, terwijl sommige opleidingen nu al uit hun voegen barsten? Dan moet hij iets verzinnen om die studenten over het land te spreiden. Eén landelijk loket voor de inschrijvingen zou een oplossing kunnen zijn.

Deel dit artikel