“Kritische vragen zijn niet onwetenschappelijk”

TU/e-medewerkers hopen op meer ruimte voor gesprek over coronamaatregelen

Lees meer

“Kritische vragen zijn niet onwetenschappelijk”

TU/e-beleidsmedewerker Maaike Riemersma en promovendus Toon Rouws, beiden werkzaam bij de faculteit Built Environment, maken zich zorgen over het -in hun ogen- gebrek aan ruimte voor kritisch tegengeluid op het coronabeleid. Ze vinden dat zeker in een academische omgeving meer ruimte voor verschillende visies moet zijn en willen graag een handreiking doen. Cursor vroeg ook de Tilburgse hoogleraar Ingrid Leijten om haar licht te laten schijnen over een aantal staatsrechtelijke kwesties die gedurende de coronapandemie hebben gespeeld.

door
foto Fizkes / Shutterstock

Riemersma: “Ik maak me zorgen over wat de maatregelen zullen doen met onze jongeren, zoals de uitsluiting door de QR-code, de dreigende uitbreiding daarvan naar het Hoger Onderwijs, en het steeds moeten overstappen op online onderwijs. Praktisch is iedereen daar dan superdruk mee, waardoor er geen ruimte lijkt te zijn om na te denken over doelmatigheid en proportionaliteit. Ik verbaas me erover hoe weinig hierover op de universiteit wordt gesproken en ik voel me zelf ook niet altijd vrij om het onderwerp bespreekbaar te maken.”

Waarom het debat volgens hen niet op gang komt, daar hebben de twee meerdere verklaringen voor. Riemersma: “Het ligt gevoelig en er zit veel emotie en angst op het onderwerp. Dat is heel begrijpelijk. Ik wil anderen ook niet kwetsen, maar daardoor merk ik dat ik mijn woorden inslik. Ik breng het onderwerp zelf niet meer ter sprake en als mensen het er op het werk over hebben en ik er anders over denk, spreek ik me vaak ook niet meer uit. Toen ik dat van mezelf merkte, schrok ik daar best van. Vanuit mijn studie Toegepaste Communicatie herken ik dit als de Spiral of Silence. Dat is volgens mij niet iets wat je in de academische context wilt laten ontstaan.” Rouws herkent haar gevoel: “Ik merk ook dat ik me schaam om me uit te spreken omdat ik een mening heb die slechts door een kleine minderheid in het openbaar wordt gedeeld.”

Daarnaast geeft Riemersma ook aan dat er minder gelegenheid voor uitwisseling en verbinding is: “We zien elkaar niet meer zo veel op kantoor of bij de koffieautomaat.” Maar die discussie is wel belangrijk, juist in de wetenschap, vindt Rouws. “Ja, kritische vragen geven wat onzekerheid die misschien onprettig of bedreigend kan voelen in een crisis, maar door die onzekerheid moet je dus verder zoeken en je niet blind staren op een beperkte selectie aan oplossingen, zoals steeds weer lockdowns of alles willen oplossen met vaccinaties. Zo’n groot probleem, daar is niet één oplossing voor. In mijn opinie lijkt er inmiddels ook sprake van de Sunk Cost Fallacy: er is al zoveel materieel en immaterieel geïnvesteerd, dus moeten we dit beleid wel blijven volgen, je kunt niet meer terug. Nog een reden dat kritiek niet graag gehoord wordt.”

Ik merk ook dat ik me schaam om me uit te spreken omdat ik een mening heb die slechts door een kleine minderheid in het openbaar wordt gedeeld.

Toon Rouws
Promovendus bij Built Environment
Handreiking

Ook nu de maatregelen versoepeld zijn, vinden Riemersma en Rouws het nog steeds heel relevant alles kritisch te blijven volgen en te bespreken. “Het lijkt nu alsof alles wordt opgeheven en natuurlijk is iedereen daar blij mee, maar ik maak me nog steeds zorgen, want er is eigenlijk niks veranderd aangezien de - mijns inziens - niet zo Tijdelijke Wet maatregelen covid-19’ er nog is. Sterker nog: er is nu een EU-consultatie over in de maak, zijnde Europese wetgeving die heel wat stappen verder gaat en boven de nationale wetgeving komt te staan.

Riemersma maakt zich zorgen over de invoering van de QR-code in het onderwijs, ook al lijkt dat momenteel niet aan de orde. “Het is eerder al als een serieuze optie op tafel geweest en toen werd de medezeggenschapsraad aan de kant geschoven. Daar was ik heel verbaasd over. Ik ben benieuwd hoe het College van Bestuur hiermee omgaat. Het lijkt me dat zoiets het voor hen moeilijker maakt omdat ze dan geen klankbord meer hebben om hierover te sparren, en hoe moeten ze dan de studenten en medewerkers van de universiteit raadplegen? Hoe zorgen we ervoor dat de stem van de studenten en medewerkers nog gehoord wordt als de universiteitsraad en de faculteitsraden buiten spel zijn gezet?”

De QR-code in het onderwijs is al eerder als een serieuze optie op tafel geweest en toen werd de medezeggenschapsraad aan de kant geschoven.

Maaike Riemersma
Beleidsmedewerker Built Environment

Martijn Willemsen, universitair hoofddocent Menselijke Besluitvorming bij de vakgroep Human Technology Interaction, erkent het belang van debat en ruimte voor kritiek. “Het is belangrijk om alle stemmen te horen. Zeker in het begin van de crisis zag je dat er snel geschakeld werd en ook moest worden. Dat gaat soms ten koste van uitgebreid debat. De universiteiten volgen dan beleid van de regering en de VSNU. Ik werk ook voor de Universiteit van Tilburg en zo zag ik dat mails over beleid vaak grotendeels overeenkwamen.”

Willemsen vervolgt: “We zijn nu twee jaar verder, dus ruimte voor kritiek en overleg moet er nu gewoon kunnen zijn. Bijvoorbeeld ook over de keuze tentamens online te maken. Dat is gedaan in crisistijd, begrijpelijkerwijs zonder inspraak van de faculteitsraad, maar een jaar later moet dat wel anders. Door zoveel mogelijk mensen te horen, verken je ook meer mogelijkheden. Bijna al mijn afstudeerders zijn depressief en dat hoor ik ook van veel collega’s over hun afstudeerders. Dus het is zeker belangrijk goed naar mensen te luisteren. Ik heb veertien jaar in de faculteitsraad gezeten, maar in deze crisis dacht ik voor het eerst ‘dit is waarom we medezeggenschap hebben en waarom die zo nodig is'.”

Riemersma en Rouws willen een handreiking doen, waarmee ze andere collega’s en studenten uitnodigen om met hen in gesprek te gaan of een luisterend oor te bieden als zij ook ervaren dat ze hun kritische geluid niet goed durven of kunnen uiten. Riemersma: “We willen graag op een positieve manier verbinden.” Ze zijn te bereiken via de mail.

We zijn nu twee jaar verder, dus ruimte voor kritiek en overleg moet er nu gewoon kunnen zijn.

Martijn Willemsen
Universitair hoofddocent Menselijke besluitvorming
Gaandeweg kritisch

Riemersma en Rouws stonden er niet vanaf het begin zo in. “Ik was juist eerder het omgekeerde”, stelt Rouws. "Ik weet nog goed het begin van corona, rond carnaval 2020. Ik zat toen in een cursus en er was een advies om vooral thuis te blijven als je verkoudheidssymptomen had. In de cursus zat de helft te snotteren. Ik zei toen ‘dit kan zo niet, ik ga naar huis’. Ik was heel terughoudend destijds en wilde eerst weten wat er aan de hand was. Maar na een tijd begon ik vragen te krijgen die in ieder geval in de reguliere media niet worden beantwoord. Door mijn baan als promovendus heb ik een onderzoekende houding, maar het voelt alsof die houding wordt bestraft als je die inzet met betrekking tot corona. Daardoor krijg ik alleen maar meer vragen. Het is heel belangrijk die kritische vragen niet af te doen als onwetenschappelijk.”

De voorzichtigheid van Rouws herkent Riemersma ook. Zij sloeg daarin door: “Ik was zo bang voor het lot van mijn ouders, dat ik wilde dat mensen afstand van hen hielden. Toen ik merkte dat ik bij een groep jongeren die in mijn ogen te dicht op elkaar stond, de neiging had de politie te gaan bellen, schrok ik van mezelf. Dit ging voorbij aan mijn waarden. Ik vroeg me af hoe ik op dit punt was gekomen. Ik realiseerde me dat ik mijn eigen angst op anderen projecteerde in plaats van daar zelf verantwoordelijkheid voor te nemen. Vanaf toen ben ik mijn ouders gaan vragen wat zij zelf wilden en werd ik genuanceerder.”

Tijdelijke wet

Door het eerste voorstel ‘Tijdelijke wet maatregelen covid-19’ ging Riemersma zich echt verdiepen in deze materie en zocht ze naar meer meningen om die van haar te toetsen. “Die wet gaat voorbij aan de fundamentele rechten van de mens en is inmiddels al vier keer verlengd. Ik dacht dat het een hoax was toen ik hem voor het eerst zag, maar het bleek een echt voorstel. In de wet destijds, de eerste versie, kon de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport per decreet beslissen over de maatregelen.”

Ingrid Leijten, hoogleraar Staatsrecht aan Tilburg University, erkent dat in een eerste versie te veel ruimte bestond voor de minister om op eigen houtje maatregelen te nemen. Leijten: "Maar al snel is dit erkend als ongewenst, onder meer door mijn collega-hoogleraar Wim Voermans, en toen tijdig aangepast, nog voordat die wet in werking trad op1 december 2020. Over de meest vergaande maatregelen gaat steeds de Tweede Kamer en er is ook ruimte voor democratische controle op het moment dat de regering een bepaalde maatregel wil (her)invoeren.”

Riemersma vraagt zich af waarom er geen noodtoestand kwam. “In plaats daarvan werd er een nieuwe wet opgetuigd. Maar waarom werd de noodtoestand niet uitgeroepen als het echt zo erg was?” Leijten denkt dat het uiteindelijk beter was om de aanpak in een (tijdelijke) wet te gieten dan de noodtoestand uit te roepen, omdat er dan meer inspraak mogelijk is. “Waarom is er niet de noodtoestand uitgeroepen, is ook een vraag die ik vaak hoor", vertelt Leijten. "Dat is wellicht noodzakelijk in een acute crisis, zoals een oorlog. Je kunt dan om het recht heen en als overheid hoef je je niet meer aan grondrechten te houden en dus ook niet meer op te letten of beperkingen wel proportioneel zijn. Door de noodtoestand niet uit te roepen probeer je de - uiteindelijk toch langdurige en op momenten minder acute - crisis aan te pakken met de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt. Zolang dat kan is dat de betere oplossing.”

Gereedschapskist

Leijten: “Soms zeiden mensen verontwaardigd: ‘Ze maken nu gewoon een wet om onze grondrechten aan de kant te zetten’. Maar dit is precies hoe de Grondwet het verlangt, en beter dan het werken met noodverordeningen zoals tot december 2020 gebeurde, want daarbij was helemaal geen sprake van democratische controle. Terwijl het maken van een wet impliceert dat onze volksvertegenwoordigers meebeslissen. Nu is er de kritiek: ‘Waarom is de wet er nog? Dat hoeft toch niet meer’. Het feit dat die wet er is, betekent niet dat-ie continu toegepast mag worden. Als je de daarin voorziene maatregelen wil laten gelden, moet dat op dat moment proportioneel zijn. Als je nu een avondklok invoert, zal een rechter bovendien zeker oordelen dat de Staat zijn politieke beoordelingsruimte te buiten gaat en grondrechten te vergaand beperkt; dit is op dit moment niet uit te leggen. Zie de wet als een gereedschapskist die je nog even behoudt, dat is niet zo gek als je niet zeker weet wat er de komende tijd nog gaat gebeuren.”

“De meeste wetten gelden gewoon totdat ze misschien een keertje komen te vervallen, en deze tijdelijke wet geldt maar steeds voor een periode van drie maanden”, zegt Leijten. “Dat vormt een extra waarborg en zorgt ervoor dat we de noodzaak ervan moeten blijven bespreken. Het parlement moet zich daar dan ook steeds weer over uitspreken. De Tweede Kamer heeft zeker wat te zeggen dus. En dat is belangrijk omdat daarin onze volksvertegenwoordigers zitten, de mensen die wij direct hebben gekozen.”

We hebben veel grondrechten en als die nooit beperkt zouden mogen worden, is samenleven niet mogelijk. In de coronacrisis ging de inperking wel vrij ver.

Ingrid Leijten
Hoogleraar Staatsrecht bij Tilburg University
Grondrechtbeperkingen zijn ingebouwd

“Kritiek moet er zeker zijn”, zegt Leijten. “Dat is goed en belangrijk. Maar als hoogleraar staatsrecht ben ik wel alert als mensen daarbij het recht gebruiken als autoriteitsargument. Dan moet echt wel kloppen wat je zegt. Zo zie je dat in de coronadiscussie vaak naar grondrechten wordt verwezen, maar soms op een manier die niet helemaal klopt. Je kunt het mensen niet altijd kwalijk nemen, het is ook erg ingewikkeld.”

Het grootste misverstand dat Leijten zegt tegen te komen is dat "grondrechten beperken met een wet iets corrupts is. Dat is niet zo. We hebben veel grondrechten en als die nooit beperkt zouden mogen worden, is samenleven niet mogelijk. In de coronacrisis ging de inperking wel vrij ver, dat is pittig. Maar dan wil je juist dat de beperkingen worden vastgelegd in een wet en daarmee worden besproken in het parlement.”

Leijten denkt dat het gevaarlijk kan zijn als mensen hun informatie (alleen) van social media halen, wat zij veel ziet gebeuren in deze tijden. “Het ligt vaak een stuk genuanceerder dan men daar kan lezen. Grondrechten zijn heel belangrijk, maar ze zijn niet absoluut. Het is een misvatting dat mensen denken dat niemand aan die rechten mag tornen. Van oudsher bestond misschien het idee dat aan ‘fundamentele vrijheden’ niet getornd mocht worden, maar je ziet dat de juridische werkelijkheid veel genuanceerder ligt.”

Ze vervolgt: “Coronamaatregelen, zoals de QR-code of het verplichten van mondkapjes, beperkten bijvoorbeeld het grondrecht op persoonlijke levenssfeer, vrijheid van verplaatsing, of lichamelijke integriteit. Dat is an sich niet een probleem. Onze Grondwet en mensenrechtenverdragen voorzien namelijk al in een beperkingsmogelijkheid. Beperkingen worden toegestaan, mits daar een goede reden voor is. Waar moeten die inperkingen dan aan voldoen? Meestal aan twee eisen. Een inhoudelijke: niet verder gaan dan noodzakelijk is, dus proportionaliteit. Dat is steeds afhankelijk van de omstandigheden per moment. De andere eis is dat als je vergaande grondrechtbeperkingen hebt, het parlement en met name de Tweede Kamer daarover steeds meepraat.”

Fouten gemaakt

“Er zijn zeker dingen fout gegaan”, zegt Leijten, terugkijkend op de coronacrisis. “Neem de communicatie over mondkapjes die bijvoorbeeld niet erg sterk was: eerst was het bericht ‘mondkapjes zijn niet nodig en helpen niet’ en daarna waren ze opeens wel nuttig en verplicht. Neem daarnaast bijvoorbeeld het onlangs verschenen rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de aanpak van de coronacrisis. Dat geeft aan dat die aanpak in verzorgingshuizen en verpleeghuizen tekortschoot. Enerzijds ging door de bezoekverboden de beperking van de persoonlijke levenssfeer van bewoners en hun families wel erg ver. Anderzijds is ook duidelijk dat er aan het begin van de crisis te weinig beschermingsmiddelen waren. De overheid had daar harder moeten lopen om het recht op leven en gezondheid te beschermen. Zo zie je maar weer dat grondrechten ook actieve bescherming en (dus) soms ook vergaande maatregelen verlangen. Al met al moet het feit dat de plank af en toe is misgeslagen niet worden verward met de conclusie dat het hele systeem niet klopt, want dit is niet het geval.”

Deel dit artikel