Vier imkers verzorgen honderdduizenden bijen op de TU/e-campus

"Bijen kunnen prima in een bebouwde omgeving, mits je maar genoeg uitvliegruimte hebt"

Lees meer

Vier imkers verzorgen honderdduizenden bijen op de TU/e-campus

Ook al kom je weer elke dag naar de campus, toch kan het zijn dat het je nooit is opgevallen: de half miljoen bijen die er wonen. Imkers Jan Hasker en Walter de Beijer (what’s in a name!) zijn samen met nog twee imkers regelmatig in de bosjes achter Fenix te vinden om daar hun volken te onderhouden. “Lokale honing bevat pollen uit je eigen buurt, daarmee kan het helpen tegen hooikoorts.”

Op de campus hebben we dus ruim een half miljoen bijen: negen volken. “Een volk is ongeveer 60.000 bijen” weet Jan. “De dieren kunnen enkel in volken leven, alleen gaan ze dood.” Veel mensen hebben overigens een verkeerd plaatje in hun hoofd als ze aan een bij denken, weet Walter. “Ze denken vaak aan een geel-zwart beestje a la Maya de Bij. Maar Maya is een wesp! Wespen zijn geel-zwart gestreept. Bijen zijn bruin en hebben een bontje.”

De heren en hun bijen bevinden zich achter Fenix. Voordat de hele gemeenschap nu uitrukt om te gaan kijken: het is niet publiek toegankelijk. Mensen die echt geïnteresseerd zijn en het heel graag eens willen zien, kunnen wel contact opnemen met de imkers die dan een afspraak maken om dit begeleid en daarmee veilig te doen. Als je niet weet wat je doet, kan het namelijk wel gevaarlijk zijn. “Als je in de aanvliegroute gaat staan, loop je zeker risico”, weet Jan. Walter vult hem aan: “Als je tussen de zon en de bijenkast gaat staan, gaan er bij de bijen alarmbellen af.”

En ook als je wel weet wat je doet, kan je nog wel gestoken worden, zoals beide imkers al vaker hebben ervaren. Walter heeft eens een steek onder zijn oog gehad. “Dat was wel heftig. Ik heb ook eens een bij gehad die zich per ongeluk had opgesloten in mijn handschoen. Toen had ik wel een grote hand daarna. Sindsdien heb ik altijd een pilletje met antihistamine bij me.” Als je vaker gestoken wordt, kunnen er twee dingen gebeuren: je wordt allergisch, of je went er juist aan. Jan: “Bij mij is dat laatste het geval, het wordt enkel nog wat rood en het jeukt een beetje.”

Honing tegen hooikoorts

De bijen produceren een beetje wisselend, het ene jaar hebben de heren net genoeg honing voor familie en vrienden, het jaar erna kunnen er plots kilo’s honing zijn. De honing verkopen ze niet actief aan de TU/e-gemeenschap, juist om die reden: ze kunnen geen continuïteit garanderen. "Als mensen heel graag een potje willen kunnen ze mailen, dan kunnen we kijken of er genoeg is op dat moment."

De honing zelf kan ook helpen tegen hooikoorts, iets wat veel mensen niet weten. Jan: “Die honing moet dan wel komen uit het gebied waar je woont, niet van de supermarkt waar je woont. Lokale honing bevat pollen uit je eigen buurt. Je krijgt die pollen dan op een andere manier binnen en daardoor kan je lichaam er aan wennen en minder heftig gaan reageren. Ik heb in ieder geval collega’s die er profijt van hebben. Het helpt alleen niet tegen elke soort hooikoorts, niet tegen grassen en windbestuivers. Bijen gaan namelijk naar bloemen en sommige bomen met nectar toe.”

Walter heeft nog wel een paar tips voor mensen die van honing houden: “Doe de honing nooit in te hete thee, maar wacht tot deze op drinktemperatuur is. Er zitten levende enzymen in honing en die leggen het loodje als ze te heet worden. Die enzymen zorgen juist voor de geneeskrachtige werking van honing.” Overigens is het geen wondermiddel: “Als je ziek bent kan het helpen om niet zieker te worden, maar het kan de ziekte niet oplossen.”

Druk aan de badrand

Je mag jezelf niet zomaar imker noemen, daarvoor moet je een opleiding gevolgd hebben. “In 2010 deed ik mijn eerste cursus en ben ik ook lid geworden van de TU/e- personeelsvereniging, de bijenkasten op de campus zijn namelijk onderdeel van die vereniging”, zegt Jan. “Ik werk nu 25 jaar voor de faculteit Mechanical Engineering en doe het imkeren naast mijn werk, dat geldt voor alle imkers hier op de campus.” Walter de Beijer: “Het zal vast aan mijn naam liggen. En het zit in de familie: mijn opa had ook bijen.”

Na al die jaren imkerschap kan het de mannen nog steeds ontroeren. Walter: “Het is echt wel indrukwekkend als je een zwerm bijen in je achtertuin hebt. Veel mensen doen dan toch even de deur dicht. Zelf heb ik dat nog niet meegemaakt.” Veel mensen zijn bang voor bijen. Dat is niet nodig, volgens de imkers. “Bijen zijn bezig met bijenzaken. Alleen als ze gestoord worden komt er een wachter die je vertelt dat je aan het storen bent. Dat is een waarschuwing om te vertrekken. Als je dat niet doet, word je gestoken. Je hoeft dus niet bang te zijn, als je maar niet in de aanvliegroute loopt of hun communicatie negeert.”

“Bijen kunnen prima leven in een bebouwde omgeving”, vindt Walter. “Als je ze maar genoeg uitvliegruimte geeft. En liever geen zwembad vlakbij, want bijen willen drinken. Als de buurman een zwembad heeft dat de dichtstbijzijnde drinkgelegenheid is, kan het wel eens druk worden op zijn badrand. Als je zorgt voor een vijver in eigen tuin of ander water, voorkom je dat. En de vliegopeningen dienen niet richting de looproute van mensen te wijzen. De bijen komen niet uit zichzelf op jou af.”

Oogsten van de TU/e-honing

In de bijenkas zitten verschillende niveaus. Walter: “Onderin heb je de broedbak met ingang: een nest met larfjes en popjes, daar zijn de bijen met hun voortplanting bezig. Daar bovenop staat een honingbak, die is wat minder hoog dan de broedkas en daar doen de bijen van nature hun honing in omdat ze daarvoor de diepste plek in het hol zoeken.”

De oogst van de TU/e-bijen komt meestal in mei en dan nog eens in juli of augustus. Ten tijde van schrijven gaf Jan aan binnenkort weer te gaan ‘slingeren’. “Dat gebeurt in een honingslingermachine: een soort ouderwetse centrifuge. In de honingkamer zitten honingramen en die ramen doe je in de honingslinger. Tijdens het ronddraaien, slingert de honing tegen de buitenzijde van de ton en zakt naar beneden. Dan draai je de raten om en doe je dat nog eens. De naar beneden gezakte honing stroomt dan via een kraan door twee zeven in een afsluitbare emmer.”

Niet zielig

Sommige mensen vinden het zielig dat de imkers de honing van de bijen afnemen. Daar denken Jan en Walter anders over: “Bijen gebruiken de honing niet om te groeien of herstellen. Het is voor hen energie om zich warm te houden en dat kan net zo goed met suikerwater als met honing. We geven de bijen suikerwater terug voor hun honing. Voor hen is dat hetzelfde: het zijn koolhydraten die hen energie geven.”

Toekomst van de bijen

Bijen hebben het moeilijk in hun voortbestaan. Mede daardoor stimuleren  gemeenten dat mensen hun tuin vergroenen zodat de bij meer kans heeft om bloemen te bestuiven. De heren zitten niet echt in over de toekomst van álle bijen. Jan: “Ik maak me niet te veel zorgen over de honingbijen. Juist door al die commotie zijn er veel meer mensen begonnen met imkeren de laatste jaren. Maar naast honingbijen zijn er nog een kleine driehonderd andere soorten bijen die kunnen worden verdrongen door een teveel aan honingbijen. Als er meer dan zes volken per vierkante kilometer zijn, worden wilde bijen wat verdrongen.” Walter vult hem aan: “Het is ook weer relatief want veel bijen hebben hun eigen specifieke bloem om op te vliegen. De hommel bijvoorbeeld is een wilde bij, met langere tong. Daardoor pakt hij andere bloemen dan honingbijen. 95% van de bestuiving gebeurt door wilde bijen en niet door honingbijen.”

Jan: “Voor de toekomst van wilde bijen en andere insecten vrees ik wel.” Walter: “Die is kritiek. Er is in Nederland sowieso veel verstening, daar kunnen bijen niks mee. De vele graangewassen zijn windbestuivers en geen nectarbloemen. Ook is landbouwgif zo gemaakt dat insecten niet meer doodgaan maar nog wel gedesoriënteerd raken. Dan vinden de dieren hun nest niet meer terug, heeft de koningin geen werksters meer en krijgt ze geen eten. En zo gaan de volken dood. Maar we zien wel veel goede wil. Er wordt weer meer en gevarieerder gezaaid, bijvoorbeeld bloemenzomen om de graanakkers heen en bloemenbermen naast de wegen.” Toch denken de mannen dat ook de gewone Eindhovenaar wat kan bijdragen om de wilde bijen te helpen: “Mensen kunnen meehelpen door niet met aggresieve chemische middelen te tuinieren”, zegt Walter. “En natuurlijk wat bloemen planten, want aan een stenen terras hebben de bijen helaas niks.”  

Deel dit artikel