Wim Jochems. Foto | Bart van Overbeeke

“Wetenschappelijk onderzoek in de klas kan wél”

Stilzitten is niets voor prof.dr. Wim Jochems. De scheidend directeur van de Eindhoven School of Education (ESoE) is druk bezig met het opzetten van een lerarenuniversiteit. “Na mijn afscheid bij de Eindhoven School of Education ga ik daarmee door. Het is leuk om te doen en daar kan ik mijn ervaring en kennis goed benutten. En als ik nu al achter de geraniums ga zitten, word ik doodongelukkig.”

Jochems (1947) stond aan de wieg van de Eindhoven School of Education. Na zijn studie experimentele psychologie en methodologie aan de Universiteit Utrecht ging Jochems naar de TU Delft, waar hij in 1989 hoogleraar Didactiek en onderwijsontwikkeling werd en in 1993 decaan van de faculteit Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen. In 1998 stapte hij over naar de Open Universiteit, in 2006 kwam hij bij de TU/e de Eindhoven School of Education (ESoE) opzetten. Jochems: “De samenwerking tussen een hogeschool en een universiteit in deze vorm was iets nieuws, dat wilde ik wel proberen. We hebben de lerarenopleiding heringericht en een stevig onderzoeksprogramma met een sterke band met de praktijk opgezet.”

Bij zijn intreerede stelde hij al dat relevant onderwijsonderzoek direct gerelateerd moet zijn aan de schoolpraktijk. Dat werd een van de drie peilers van de ESoE, want de onderwijsresearch in Nederland stond er wetenschappelijk weliswaar goed voor, maar was slechts zelden gerelateerd aan de praktijk en resultaten kwamen nauwelijks in de klas terecht. Jochems: “Veel onderzoek was louter theoriegedreven en stond ver van de praktijk. Het adagium was lang: ‘Wetenschappelijk onderzoek in de klas kan helemaal niet’.”

De ESoE logenstrafte die opvatting, maar daar was wel wat voor nodig volgens Jochems: “Het vereist een bepaalde rolverdeling: de onderzoeker is dominant bij het inrichten van het onderzoek, het omgaan met de meetinstrumenten, het onderzoeksdesign, enzovoort. Dat werd onze onderzoeksaanpak. Ook bij publicaties zijn wij natuurlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit. Momenteel hebben we 22 promoties gehad, allemaal gebaseerd op onderzoek in de onderwijspraktijk. Dat is in Nederland niet vaak vertoond. Het kost ook niet echt veel moeite om onderzoek te publiceren in (internationale) wetenschappelijke tijdschriften. Daar ben ik wel trots op.”

Maar waarom komen resultaten zo weinig in de praktijk? Jochems wijst op een samenstel van oorzaken. Onderzoekers communiceren niet zo makkelijk over de uitkomsten; Nederland kent ook geen organisatie die dat soort dingen doorgeeft. Ook subsidies stimuleren een bepaald soort onderzoek. Als het ministerie waarde hecht aan hoogwaardige wetenschappelijke publicaties doen mensen meer theoretisch onderzoek, dat is makkelijker te publiceren, stelt hij. En de praktijk staat er ook niet altijd voor open. Jochems geeft een voorbeeld: “Ik was betrokken bij een herstructurering van enkele opleidingen elders en adviseerde eerst een ontwerp te maken. Het antwoord was: ‘Daar hebben we geen tijd voor’. Als een eenvoudige straat wordt vernieuwd, wordt er eerst een ontwerp gemaakt, dat gebeurt duizend keer per jaar. Maar als we drie opleidingen in elkaar schuiven, hoeft dat niet?”

Ook professionalisering van docenten is nog zwak georganiseerd, vindt de scheidend ESoE-directeur: “Een huisarts moet verplicht bijscholen. Een leraar die in 1992 bevoegd is verklaard, staat nu waarschijnlijk te stuntelen voor een smartbord; dat is toch raar?”

Desondanks vindt Jochems dat onderwijsonderzoekers eerst bij zichzelf te rade moeten gaan: “Ik ben geneigd om te zeggen: laten we eerst naar onze eigen groep kijken. Ook al ligt daar niet het hele probleem, daar kun je er iets aan doen. De laatste jaren zijn onderzoekers zich meer gaan oriënteren op de klas, dat is een stevige beweging die kant op, al betwijfel ik of we er al zijn.”

Hij gaat zich nu richten op die professionalisering van docenten met de lerarenuniversiteit, onder de vlag van de Open Universiteit en samen met de universitaire lerarenopleiding en pabo’s. Jochems: “We richten ons op vakinhoud en (vak-)didactiek, ict-training, toetsen enzovoort. Want docenten willen dingen waar ze in de klas mee vooruit kunnen: geen management- of innovatiebeleid of algemene onderwijskunde. Want dingen waar je als leraar niks aan hebt, doe je niet.”

Het afscheidscollege van Wim Jochems met de titel ‘Bescheidenheid past de onderwijsonderzoeker’ is op 26 oktober, 16.00 uur, Blauwe Zaal, Auditorium.

Deel dit artikel