Alleen buitenzonwering en open ramen voorkomen oververhitting in huis

Door de opwarming van het klimaat krijgen we binnenshuis steeds vaker te maken met ernstige oververhitting. De beste maatregelen om dit te beteugelen zijn verrassend eenvoudig: de ramen open zetten of buitenzonwering aanbrengen. Dit blijkt uit berekeningen van hoogleraren bij Bouwkunde binnen het brede onderzoeksprogramma Climate Proof Cities. Forse isolatie, wat de afgelopen decennia de standaard is geworden in de Nederlandse bouw, blijkt de oververhitting juist sterk te verergeren. Ook hebben groene daken bar weinig effect.

Het is een bekend gegeven dat bij extreem hoge temperaturen meer mensen overlijden. Het aantal dagen waarop dit voorkomt, zeker binnenshuis, neemt door de opwarming van de aarde toe. Onderzoekers van de TU/e, onder leiding van Bouwkundehoogleraren Bert Blocken, Harry Timmermans en Jan Hensen, onderzochten daarom zes mogelijke ‘passieve’ maatregelen (voorzieningen die geen energie verbruiken) voor verschillende soorten woningen. Daarmee worden voorzieningen bedoeld die geen energie verbruiken.

Die maatregelen waren: meer isolatie, meer capaciteit voor warmteopslag (een zwaarder huis),  de gevel en het dak van het huis wit schilderen, daktuinen, buitenzonwering en ramen open zetten. Ze deden dit met geavanceerde computersimulaties, waarbij ze aantal uren met oververhitting berekenden voor elke variant, en het aantal ‘gradenuren’: het aantal uren van oververhitting, vermenigvuldigd met het aantal graden van oververhitting. Het berekenen van de temperatuur waarbij oververhitting begint, was op zich nog een hele opgave, omdat mensen zich aanpassen. Er is dus geen vaste ondertemperatuur. Airco’s lieten de onderzoekers bewust buiten beeld, omdat het energievreters zijn.

Uit het onderzoek blijkt dat bij zowel schakelwoningen, vrijstaande woningen als appartementen, het gebruiken van eenvoudige buitenzonwering of het openzetten van de ramen het meest effectief is. Daarmee kan het aantal oververhittingsuren in de meeste gevallen zelfs tot nul worden teruggebracht. Bewoners moeten het raam alleen openzetten wanneer de temperatuur buiten lager is dan binnen.

De isolatielaag dikker maken heeft juist een averechts effect, blijkt uit de studie. De zon straalt warmte door de ramen naar binnen, die vervolgens vanwege de dikke isolatie moeilijk het huis uit kan. Moderne woningen, met dikke isolatie, hebben dan ook veel meer oververhittingsproblemen. Vaak hebben die geen buitenzonwering, wat de problemen versterkt. Een opmerkelijk resultaat is verder dat het aanbrengen van groene daken, een vaak gebruikte maatregel, weinig effect heeft op de binnentemperatuur.

De Eindhovense onderzoekers bekeken ook of de temperatuur op straatniveau verminderd kan worden door groen te plaatsen. Ze keken specifiek naar het effect van waterverdamping door bomen en struiken. Dit ‘zweten’ zorgt in principe net als bij mensen voor een verkoelend effect. Het onderzoeksteam maakte berekeningen op basis van een straat in Arnhem tijdens een hittegolf. Daaruit bleek dat het plaatsen van relatief kleine bomen, met een kroon met een diameter van zo’n vijf meter, al leidt tot 1.6 graden Celsius temperatuurverlaging vlak bij de bomen. De hele straat van groene gevels voorzien geeft slechts een daling met 0.4 graden. Vooral bomen met veel waterverdamping, lijken dus een flinke bijdrage te kunnen leveren aan het beheersen van extreme temperaturen in straten. Daar komt nog bij dat de bomen schaduw geven en dat vergroot het koelend effect.

Het Eindhovense onderzoek maakt deel uit van het brede onderzoeksprogramma Climate Proof Cities (CPC), dat als doel heeft Nederlandse steden klimaatbestendig te maken. Het eindrapport werd vorige week gepresenteerd. Bijzonder aan het programma is dat er niet alleen wetenschappelijke resultaten uitkomen, maar dat die ook vertaald zijn naar praktische ‘factsheets’. Ontwerpers en beleidsmakers kunnen ze gebruiken om problemen door de verandering van het klimaat tegen te gaan.

Het CPC-programma werd geleid door Ronald Albers van TNO. Partijen die verder deelnamen waren de universiteiten van Eindhoven, Delft, Wageningen, Amsterdam, Utrecht en Nijmegen, en onderzoeksinstituten zoals Deltares, KWR en UNESCO-IHE.

Bron: Persteam TU/e

Deel dit artikel