“Ik studeer op mijn oude slaapkamer”

Het thuiswerken in coronacrisistijd wordt langzaam onze nieuwe normaal. We leren omgaan met de veranderde kaders en onze valkuilen in deze situatie, vinden thuis steeds beter onze weg en missen de campus en elkaar intussen als nooit tevoren. Cursor belt elke dag met een mede-thuiswerker om te horen hoe het gaat. Vandaag Jo-Anne Ewald, derdejaars Medische Wetenschappen & Technologie die een bijbaan in een verpleeghuis heeft.

door
foto Privécollectie Jo-Anne Ewald

Het is een beetje luxe, om als student weer thuis te wonen, maar het is ook aanpassen geblazen, over en weer. Jo-Anne Ewald woont al tweeënhalf jaar op zichzelf in een appartement in Helmond, maar ze kiest ervoor om gedurende de onderwijs-onlineperiode bij haar ouders en zusje in Utrecht te verblijven. Een belangrijke reden daarvoor is haar bijbaan in een verzorgingstehuis in Utrecht.

Ondanks de lekkere tuin, is ze daar met het lekkere weer niet veel te vinden. “In de buurt spelen veel kinderen buiten en dan kan ik me toch niet zo goed concentreren. Ik studeer liever op mijn oude slaapkamer.”

Die slaapkamer ruikt overigens ongelofelijk lekker. Dat komt omdat ze hem deelt met haar zusje die daar met chocolade bezig is.Mijn zusje doet de bakkersopleiding en is een self made chocolatier. Aangezien deze kamer het koelst is, is dat het beste voor de chocolade. Omdat ik hier slechts af en toe een weekend was, mag ze de kamer ervoor gebruiken. Dus nu is het een kwestie van het een beetje op elkaar afstemmen, zodat we beide de ruimte hebben die we nodig hebben.”

In die heerlijk ruikende kamer maakt ze nu ook haar tentamens. Dat vindt ze best lastig.“Er zijn veel eisen waaraan de kamer moet voldoen dan: niemand mag binnenkomen, de wifi mag niet overbelast zijn, er mag geen herrie zijn. Ik kan mijn gezinsleden wel vragen hieraan te denken, maar wat als de buurman opeens gaat boren? Ik kan moeilijk de hele straat vragen om stil te zijn omdat ik een tentamen heb.”  

Het online onderwijs is de ijverige Ewald tot nu toe zeer meegevallen. Wel jammer dat het deel dat ze vooruit had gewerkt, niet meer getentamineerd wordt. “Ik krijg deels online onderwijs en deels is het onderwijs opgeschort. Dat vind ik wel balen, zeker ook omdat ik voor dit vak al tot het einde vooruit had gewerkt. Nu wordt het niet behandeld! Het online onderwijs daarentegen wat ik krijg is mij eigenlijk honderd procent meegevallen. Op af een toe een verstoorde internetverbinding van de docent na, of iemand die zijn microfoon niet op mute had staan, verliep dit eigenlijk best prima. Niemand had deze omstandigheden kunnen voorzien en ik denk ook wel dat de TU/e zijn beste been voor heeft gezet om dit zo snel mogelijk als kon ‘op te lossen’ in de laatste helft van kwartiel 3.”

Acht weken

Een volledig kwartiel online is naar haar verwachting wel wat lastiger: “Je kan niet even een vraag tussen de colleges door stellen bijvoorbeeld en er is niet echt persoonlijk contact, wat ik toch wel een voordeel van de TU/e vind. Mijn online onderwijs bestond nu alleen uit een groepsproject wat we moesten doen en wat we met de docent moesten bespreken, dat is wel heel anders dan een collegereeks van acht weken te moeten volgen. Ik denk dat dat best wel eens zwaar zou kunnen zijn. Daarnaast heb ik een OGO en een project waarvan het de vraag is hoe dit gegeven gaat worden. Ik ben dus zeer benieuwd naar de verdere ontwikkelingen.”

“Ik ben blij dat ik, omdat ik in het iGEM-team zat dit jaar, komend kwartiel geen Bachelor Eind Project doe.  Ik zou die in het lab willen doen, om zo een keuze voor mijn master te baseren op die labervaring. Je kan dat echt niet op een andere manier ‘nabootsen’ om zo tot een goed besluit te komen.”

 

Verzorgingstehuis

 

Thuis in Utrecht hoeft Ewald niet te koken, de was of boodschappen te doen en ze krijgt zelfs thee gebracht als ze boven zit te leren.  Op haar beurt zorgt zij voor hulpbehoevenden in een verpleeghuis. Dat doet ze al vier jaar als bijbaan, maar nu is het werk wel eventjes anders. “Door de COVID-19 maatregelen is het restaurant gesloten en mag er geen bezoek meer binnen komen. Dat is voor beide kanten natuurlijk erg moeilijk. Wij zijn daarom juist nu extra van belang voor de bewoners, omdat wij samen met medebewoners nu de enigen zijn met wie ze nu een face-to-face gesprek kunnen hebben (wel op 1.5 meter afstand). Daarnaast kan ik helpen met een telefoon of een nu gekregen tablet van de familie om te beeldbellen, voor veel bewoners is dit namelijk de eerste keer.”

Ze wordt blij van stoepkrijttekeningen gemaakt rondom het huis, de zanger of zangeres die de mensen van buitenaf toezingt, de kaarten en tekeningen van kinderen in de buurt of de bloemen van een bloemenwinkel. “Het is mooi om te zien hoe snel iedereen in zo’n moeilijke tijd toch kan schakelen en dat dit soort initiatieven worden opgezet. Corona is voor niemand leuk en ik hoop dan ook dat deze tijd gauw voorbij is, maar we kunnen het zo wel iets dragelijker maken. Ik vind mijn werk altijd al dankbaar, maar het feit dat je nu extra van betekenis kan zijn voor de bewoners en zij dat ook zeggen en uiten maakt het toch wel extra waardevol.”

Waar ze ook blij om is, is dat de overheid nog steeds toe staat om in de buitenlucht te sporten. ”Ik ben dagelijks buiten te vinden om te hardlopen of te wielrennen. Met de zon is dat een stuk fijner dan met regen.”

De crisis heeft haar ook aan het denken gezet: “Hoe verschrikkelijk dit allemaal ook is, hoeveel aanpassingen er door iedereen ook gedaan moet worden, ik hoop dat meer mensen zich bewust zullen worden van het feit dat je je leven, vrijheid en alle andere dingen die we als ‘gebruikelijk’ zien, niet zomaar voor lief mogen nemen. Door deze ellende hoop ik dat mensen de kleine dingen meer gaan waarderen en dat ze zien dat je daar al een hele hoop positiviteit uit kan halen.” En ze hoopt ook dat iedereen een beetje extra om zijn naasten geeft, “al is het in een vorm van een kaartje, brief, of appje, maar in een moeilijke tijd zoals deze is het belangrijkste elkaar te laten weten dat je om elkaar geeft.”

Deel dit artikel