‘Overheid zou onderzoek meer kunnen sturen’

In de Nederlandse wetenschap is sprake van “onduidelijke prioriteitstelling”, stelt adviesbureau Dialogic. De overheid kan de touwtjes steviger in handen nemen, vindt ook hoogleraar Bert Weckhuysen, deskundige namens de KNAW.

door
foto eigen collectie

Vlak voor kerst ontving de Tweede Kamer een vuistdik rapport over het onderzoek- en wetenschapsbeleid van Nederland. Het is geschreven door Dialogic in opdracht van het ministerie van OCW. 

Eén van de conclusies luidt: “OCW pakt niet de regierol om een overkoepelende onderzoeksagenda te formuleren en aan te sturen.” Dat zou het ministerie wel kunnen doen door “een forum aan te wijzen dat de link legt tussen prangende maatschappelijke vraagstukken en de bijdrage die de wetenschap daaraan kan leveren”. 

Vrij onderzoek 

Dat is een opvallende conclusie. De laatste tijd was de tendens vooral: er is te weinig ruimte voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek dat uit het hart van wetenschappers komt. Te veel onderzoeksgeld gaat volgens critici naar strategisch onderzoek dat van bovenaf wordt opgelegd door bijvoorbeeld de overheid of het bedrijfsleven. 

Dat geluid vond gehoor bij het ministerie. Toenmalig minister Van Engelshoven wilde vorig jaar weleens weten hoeveelvrij en ongebonden onderzoek de NWO eigenlijk nog financiert. Ook zij vermoedde dat de balans was doorgeslagen ten faveure van het ‘strategische onderzoek’. 

Centrale sturing 

Toch opperen de onderzoekers van Dialogic nu dat OCW voor meer centrale sturing kan kiezen. Critici zullen volgens hen zeggen dat ongebonden onderzoek dan verder in het gedrang komt en dat de overheid voor strategisch onderzoek kiest. Maar volgens het onderzoeksbureau is dat een “schijntegenstelling”. 

Ook als ervoor wordt gekozen om met een overkoepelende onderzoeksagenda te werken, is ongebonden onderzoek nog steeds net zo hard nodig als strategisch onderzoek. Het hoeft elkaar niet uit te sluiten, menen ze. 

Dat laatste klopt, zegt hoogleraar scheikunde Bert Weckhuysen van de Universiteit Utrecht. Hij is niet bij het onderzoek betrokken, maar bracht namens de KNAW twee rapporten uit over de balans tussen ongebonden en strategisch onderzoek (lees hier en hier meer). 

Volgens hem kunnen vrij en strategisch onderzoek elkaar zelfs overlappen. “In zowel strategisch als ongebonden onderzoek naar bijvoorbeeld kanker, kunnen fundamentele wetenschappelijke vragen beantwoord worden”, legt hij uit. Het onderscheid is volgens hem niet altijd te maken. 

Er is – zoals hij eerder betoogde – wel een goede balans nodig tussen ongebonden en strategisch onderzoek. “Het beeld bij vrij of ongebonden onderzoek is soms dat wetenschappers tijd krijgen om een beetje te spelen in hun zandbak. Dat is helemaal niet correct. Vrij onderzoek levert misschien niet altijd direct wat op. Maar als het lukt, dan is het een game changer en dat moeten we als samenleving koesteren. De toekomstige bedrijvigheid hangt ermee samen.” 

Hap-snap-beleid 

Ongebonden en strategisch onderzoek onderscheiden zich vooral op het vlak van sturing. “Bij het ongebonden onderzoek, waarin de creativiteit van de wetenschapper ten volste wordt benut, is er geen sturing van bovenaf nodig. Maar bij strategisch onderzoek wel”, zegt Weckhuysen. 

Aan die sturing ontbreekt het volgens hem momenteel. Daarmee sluit hij zich aan bij de onderzoekers van Dialogic, die vaststellen dat er weinig afstemming plaatsvindt, met “het gevaar van een onduidelijke prioriteitstelling” in het onderzoeks- en wetenschapsstelsel als gevolg. 

Daar moet wat aan gedaan worden, vindt Weckhuysen. “Binnen de strategische component moet er meer afstemming zijn over de keuzes die gemaakt worden. Het is nu wat veel hap-snap. Dat is niet goed. Er is een wildgroei van initiatieven. Die kunnen elkaar versterken door betere samenwerking, terwijl sommige middelen misschien beter aan iets anders besteed kunnen worden.” 

Wetenschapsraad 

Hoe moet het dan wel? Er moet net als in Duitsland een wetenschapsraad komen, denkt de hoogleraar. “Die wetenschapsraad kan onderzoek op belangrijke gebieden aansturen. Het hoofd van de raad kan het kabinet adviseren, zoals Jaap van Dissel nu ook doet voor het coronabeleid.” 

En daarmee wordt volgens Weckhuysen niet alleen het hap-snap-beleid verdreven: “Er kan dan op lange termijn aan onderzoek en onderzoeksbeleid gewerkt worden, óver de regeringstermijnen heen. Zo voorkom je het jojobeleid. Dat past veel beter bij de wetenschap, want die is ook van de lange adem.” 

Maar op dit moment is de overheid niet goed toegerust om een “inhoudelijk sturingsproces” in handen te nemen, waarschuwen de onderzoekers van Dialogic. Daarvoor ontbreekt het aan kennis en ambtelijke capaciteit. “Daar kan wel wat aan gedaan worden”, reageert Weckhuysen. “Er hoeft geen gedrocht van een apparaat qua ondersteuning te ontstaan, want het geld moet wel naar het onderzoek gaan. Een man of tien zou moeten volstaan. Als OCW in samenwerking met onder andere de kennisinstellingen de regie maar meer in handen neemt.” 

Het is nog de vraag of dat gebeurt. Voormalig minister van OCW Ingrid van Engelshoven schreef naar aanleiding van de bevindingen van Dialogic aan de Kamer dat het aan haar opvolger is om “keuzes te maken op het vlak van de sturingsfilosofie”. Die klus is nu voor de nieuwe onderwijsminister Robbert Dijkgraaf weggelegd.

Deel dit artikel