Medewerkers tevreden over werken aan de TU/e

Medewerkers beoordelen het werken aan de TU/e gemiddeld met een 7,8 en geven de universiteit als werkgever een 7,6. Deze cijfers komen uit de Employee Experience Survey (EES) die alle medewerkers in februari per mail ontvingen en die door 48 procent van hen is ingevuld. Uit het onderzoek blijkt ook dat 1 op de 10 medewerkers het afgelopen jaar te maken had met onacceptabel gedrag. Slechts 40 procent van hen maakte er ook melding van.

door
foto Black Salmon / Shutterstock

Deze eerste Employee Experience Survey (EES) zorgt voor een zogeheten nulmeting. Het streven is om dit brede onderzoek onder medewerkers vanaf nu eens in de twee à drie jaar te houden. Met een respons van 48 procent is net niet de 50 procent gehaald waar vooraf op gehoopt was. De respons bij de diensten was hoger dan bij de faculteiten. Bij Built Environment bleef die steken op 29 procent en met 59 procent haalde Mathematics and Computer Science bij de faculteiten het hoogste responscijfer. Bij bijna alle diensten kwam de respons boven de 70 procent uit, met als uitschieters Human Resource Management en het Equipment and Prototype Center, beide met 81 procent.

Werklast

Een uitgebreid scala aan onderwerpen kwam aan bod in het onderzoek, onder meer over belangrijke kwesties als werklast en sociale veiligheid. De werkelijke werklast wordt door zowel medewerkers van de wetenschappelijke staf (WP) als door ondersteunend personeel (OBP) als hoger ervaren dan de acceptabele werklast. Op een schaal van 1 tot 10 scoort bij het WP de actuele werklast een 7,3 (hoe hoger de score, hoe meer werklast), terwijl de acceptabele werklast een 6,4 krijgt. Bij het OBP is dat respectievelijk een 6,9 en een 5,8. Te veel werk en/of te veel verantwoordelijkheden werd vaak als reden genoemd voor deze discrepantie. Tussen de faculteiten onderling en de diensten onderling waren de verschillen maar klein op dit vlak.

Onacceptabel gedrag

Van de medewerkers die de survey hebben ingevuld, meldde 12 procent onacceptabel gedrag te hebben waargenomen in het afgelopen jaar en 10 procent had het zelf ervaren. Daarbij werd het meest genoemd uitsluiting op basis van ras (43 procent), nationaliteit (39 procent) en hiërarchie/autoriteit (36 procent). Bij de faculteit Industrial Design gaf 26 procent van de medewerkers aan onacceptabel gedrag te hebben waargenomen en dat is het hoogste percentage bij de faculteiten.

Bij de diensten was de hoogste score, 31 procent, te vinden bij de groep die in het onderzoek wordt aangeduid met de term Executive Board, doorgaans de benaming voor het College van Bestuur. Monique van der Hagen-de Boer die vanuit HRM als projectleider het onderzoek begeleidde, legt uit dat hiermee niet de drie leden van het College van Bestuur worden bedoeld, maar dat het gaat om de 9 faculteitsdecanen en de 21 directeuren bedrijfsvoering van de faculteiten, de diensten, de TU/e innovation Space en het Studentensportcentrum. Die hoge score van 31 procent zou volgens haar onder andere terug te voeren kunnen zijn op het feit dat aan deze dertig leidinggevenden vanuit hoofde van hun functie vaak klachten worden voorgelegd. Na de hoge score bij deze groep volgt bij de diensten het Communicatie Expertise Centrum, waar 24 procent van de medewerkers aangeeft onacceptabel gedrag te hebben waargenomen.

Van alle medewerkers die ongewenst gedrag zagen, sprak 51 procent de dader daarop aan tijdens het moment dat het gebeurde. 38 procent sprak ook met het slachtoffer en 36 procent stelde de leidinggevende ervan op de hoogte. Van de slachtoffers zelf maakte slechts 40 procent daarvan melding of besprak het met een leidinggevende.

Ongewenst academisch gedrag werd gemiddeld door 2 procent van de medewerkers gemeld en 3 procent gaf aan er het vermoeden van te hebben. Het hoogste percentage als het aankomt op het hebben van een vermoeden van ongewenst academisch gedrag was te vinden bij de Eindhoven School of Education (ESoE): 12 procent. 45 procent van de medewerkers met zo’n vermoeden lieten weten dat niet gemeld of bediscussieerd te hebben.

Hybride werken

Er werden in het onderzoek ook vragen gesteld over het hybride werken, iets wat medewerkers in 2021 vanwege corona veel hebben gedaan. De conclusie is dat over het algemeen de meeste medewerkers denken dat het een verbetering is ten opzichte van de situatie voor corona. OBP’ers zijn daar nog iets positiever over dan WP’ers. Ze zijn ook tevreden over de informatie die op dit gebied is verstrekt en over de afspraken die erover gemaakt zijn met leidinggevenden. Ook zijn medewerkers zeer positief gestemd over de mate van autonomie die ze hebben bij het uitvoeren van hun taken (4,1 op een schaal van 1 tot 5).

Opvallend was nog dat bijna de helft van de respondenten aangaf het afgelopen jaar tijdens ziekzijn toch te hebben doorgewerkt. De meerderheid, 54 procent, zei dat niet gedaan te hebben, maar 26 procent deed dat voor 1 tot 2 dagen, 11 procent voor 3 tot 5 dagen, en 9 procent voor meer dan 5 dagen.  

Elke faculteit en elke dienst ontvangt nu een eigen EES-rapportage. De resultaten worden in alle teams besproken en daarvoor is de Gespreksinstructie EES ontwikkeld. Met de inzichten die deze EES hebben opgeleverd moet elke faculteit en elke dienst nu gaan werken aan verbetering en daarvoor moet allereerst een Plan van Aanpak worden opgesteld.

Deel dit artikel