Aleid Groenewoudt. Foto | Bart van Overbeeke

Sluitstuk | Rozengeur en zonneschijn?

Ten zuiden van de Sahara is slechts de helft van de huishoudens aangesloten op een elektriciteitsnet. Met zonnecellen opgewekte stroom is tegenwoordig een aantrekkelijk alternatief, zeker in afgelegen gebieden. Toch is de introductie van zonne-energie in Afrika niet altijd zo duurzaam als het lijkt, ondervond promovenda Aleid Groenewoudt.

Drie maanden bracht Aleid Groenewoudt in 2018 door in Oeganda, een land op de evenaar ten westen van Kenia. Daar zag ze straatverkopers in de weer met losse zonnepanelen en accu’s, hoe solar home systems houtje-touwtje worden gerepareerd, batterijen die eindigden op een afvalberg in de tuin. “Je hoort mooie verhalen over de belofte van zonne-energie in ontwikkelingslanden, onder meer van donoren. Maar de praktijk is een stuk weerbarstiger. Veel systemen gaan snel kapot en doen daardoor niet waarvoor ze bedoeld zijn: namelijk schone energie leveren. En vervolgens zitten we wel met een afvalprobleem.”

Zonnemarkt

Moderne zonne-technologie biedt mensen die geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet de mogelijkheid om bijvoorbeeld een mobiele telefoon op te laden, of ’s avonds een elektrische lamp te laten branden - geen overbodige luxe in een land waar de zon het hele jaar door rond zes uur ’s avonds onder gaat. Naast de systemen die - vaak met westerse steun - worden geleverd door grote leveranciers, bestaat de ‘zonnemarkt’ in Afrika voor een groot deel uit kleine lokale ondernemers, vertelt Groenewoudt. “Die leveren goedkopere producten, maar niet altijd van goede kwaliteit. Er zijn zelfs ‘fake’ batterijen die amper werken. In veel gevallen weet je gewoon niet precies wat je koopt. Ik heb in Oeganda zonnepanelen gezien met op de voorkant ‘Made in Germany’ en op de achterkant ‘Made in China’. Verder zag ik dat duurdere producten over het algemeen wel iets beter werken maar ook lang niet altijd goed.”

We hebben het overigens niet over de rijen metersgrote panelen die we van de Nederlandse daken kennen, benadrukt Groenewoudt. “Je moet eerder denken aan solar lanterns, van die draagbare lampen op zonne-energie die wij meenemen naar de camping. En daarnaast kleine panelen met een maximaal vermogen van tien tot twintig watt, gekoppeld aan een accu.” (Zie ter illustratie hieronder een aantal foto’s die de promovenda maakte tijdens haar veldonderzoek in Oeganda. Op de foto boven dit artikel is een zonnelamp te zien die ze in Oeganda heeft gekocht).

Lees verder onder de foto's.

De huidige stand van zaken in de Oegandese ‘solar market’ leidt tot in Nederlandse ogen bijzondere taferelen. “Ik heb handelaren op straat batterijen zien openmaken en opnieuw zien vullen met batterijzuur. Dat gebeurde niet echt veilig.” Haar ervaringen roepen de vraag op hoe duurzaam de introductie van duurzame technologie in de praktijk is. En dat is precies wat Groenewoudt heeft onderzocht in haar promotieonderzoek in de groep Technology, Innovation, and Society van faculteit IE&IS. “Die betrekkelijk ondoorzichtige onderkant van de markt was eigenlijk nog nooit goed beschreven.”

Daarom interviewde de promovenda in Oeganda meer dan honderd lokale consumenten en ondernemers, en vertegenwoordigers van overheden, ontwikkelingsorganisaties en grotere commerciële partijen. Ze had al een paar contacten in Oeganda vanuit de vakgroep, vertelt Groenewoudt. De rest wist ze zelf te regelen. “Mijn vriend bleek heel toevallig via het zwemmen een vrouw te kennen die les gaf in Oeganda. Via haar kwam ik in Kampala in een B&B terecht, waar ik iemand leerde kennen die fietstochten organiseerde. Daar trof ik medewerkers van verschillende internationale solar companies. Dat leverde me nog een reeks contacten op.”

Taxichauffeur

De lokale ondernemers waren niet moeilijk te vinden. “Die doen daar hun werk op straat. Alleen spreken ze niet allemaal Engels. Voor die interviews had ik daarom een tolk mee. Daarnaast heeft mijn taxichauffeur Elisha, die aan de plaatselijke universiteit had gestudeerd, me erg goed geholpen.” Dit veldonderzoek leidde tot haar eerste publicatie, ‘From fake solar to full service’, die de empirische basis vormt voor haar proefschrift.

Groenewoudt benadrukt dat de informele, lokale handel in producten met een onduidelijke herkomst beslist een belangrijke functie vervult. “Die apparaten zijn zoveel goedkoper dat het voor veel mensen nog net wél te betalen is. En ze zijn ook beschikbaar in de echt afgelegen gebieden. Een ander voordeel van informele producten is dat ze meestal uit losse componenten zijn opgebouwd, die apart van elkaar lokaal gerepareerd of vervangen kunnen worden. Dat kan met ‘high-end’-producten vaak niet.”

Ontwikkeling

Beide systemen, de formele aanvoer van - gesubsidieerde - kwaliteitsproducten door grote bedrijven, en het informele allegaartje dat via straatverkopers wordt aangeboden, vullen elkaar in Afrika aan. In haar proefschrift concludeert Groenewoudt dat hulporganisaties als de Wereldbank en de Verenigde Naties, die nu volledig gefocust zijn op het formele systeem als route naar duurzame ontwikkeling, meer oog zouden moeten krijgen voor de rol van de lokale, informele economie. Dat is volgens haar nodig om ongewenste effecten als milieuvervuiling en toenemende ongelijkheid tegen te gaan. “Als je echt vooruitgang wilt boeken, zou je de voordelen van beide systemen moeten combineren. Daarvan ben ik overtuigd.“

Deel dit artikel