door

Thuis ver van huis

23/03/2020

Ik ben een ochtendmens, zo één van ‘hup, uit de veren en snoozen is voor schuimpjes' - dus slaapdronkenschap: uitgesloten. Ik voel het echt, het ís er echt - ook om half acht ’s ochtends, als ik in alle vroegte mijn oprit af wandel, de straat uit, het buitengebied in, en mijn eerste vroege medestanders tref. Die nét iets oprechtere groet, de net iets overtuigendere glimlach, het net iets nadrukkelijkere ‘goedemorgen’.

Wel of geen hond aan de lijn, wel of geen hardloopschoenen aan, wel of geen muziek in de oren - het maakt niet uit. We groeten en voelen elkaar intenser dan ooit tevoren. Op gepaste aanbevolen afstand, mensen, dat wel.

Het doet me denken aan vakanties in verre of iets minder verre buitenlanden, waar je geheid op dag één in de lokale supermarkt een paar vage of nog vagere bekenden uit eigen dorp of stad treft. Boven volgepropte winkelkarren vol pakken pasta en wc-papier (zonder dat daar op dat moment ook maar een pandemie aan te pas was gekomen) gaat het van ‘nah, wat een toeval’ en ‘waar zitten jullie ergens’ - en voor je het weet, zit je ’s avonds gezamenlijk aan het vierde glas wijn met een schaaltje olijven ernaast, beschonken blossen erboven, en ben je pardoes beste vrienden voor een dag (of drie).

‘Wat Beerens snijdt, is kwaliteit’ las ik een kwart eeuw geleden eens op de wand van een Turks bushokje, op een snikhete dag op weg naar de kalksteenterrassen in Pamukkale. Ik gloeide van dorpstrots, daar op 3200 kilometer verwijderd van mijn slager om de hoek wiens slogan daar zomaar op een houten latje was gekrabbeld door een eerder gepasseerde dorpsgenoot. Ver van huis kun je jezelf zomaar opeens verbazingwekkend verbonden voelen met zo’n doodgewoon stukje thuis.

En precies dat is er nu gaande. Precies andersóm. Ben ik blij dat ik ’s ochtends, omdat ik er zo naar uitkijk steevast acht minuten te vroeg incheckend via Skype, mijn teamgenoten even een soort van in de even vermoeide ogen kan kijken. Word ik week van binnen als ik de persvoorlichter tijdens de online afdelingsvergadering geflankeerd zie door zijn enthousiast zwaaiende tweekoppig kroost. Voel ik me opeens meer dan ooit betrokken bij de voor mij wildvreemde student in Saoedi-Arabië, die zijn visum maar alvast met honderdtachtig dagen liet verlengen, simpelweg omdat hij geen idee heeft wanneer hij weer naar huis kan.

We kunnen ons werk of onze studie, onze collega’s of studiegenoten, soms nog zo vervloeken. Maar nu zijn ze die vage dorpsgenoten, die sullige slagerslogan, die digitaal je pad kruisen, met wie je virtuele knikjes van herkenning en medeleven uitwisselt ver van huis. Je tweede thuis, de TU/e.

Deel dit artikel