door

CBL voor iedereen?

24/11/2020

Met de lancering van Strategie 2030 heeft de TU/e challenge-based learning (CBL) tot één van de speerpunten van het toekomstig onderwijs in Eindhoven gemaakt. Maar wat weten we eigenlijk over de effectiviteit van CBL voor de gemiddelde TU/e-student? Kunnen we nog uit de CBL-trein stappen, of zijn we het station al uitgereden en laten we een aantal toekomstige studenten achter?

Challenge-based learning is volgens Wikipedia als concept bedacht in het ‘Apple Classrooms of Tomorrow’-project, geïnitieerd in 2008. Het stimuleert een vorm van leren door problemen uit de echte wereld op te lossen met behulp van uiteenlopende vaardigheden en kennis, meestal in de context van groepsopdrachten.

Het beste en meest succesvolle voorbeeld van de impact van CBL aan de TU/e zijn onze geliefde studententeams. De geweldige prestaties van bijvoorbeeld Solar Team, STORM, SENSUS, iGEM, SOLID en CASA tonen aan dat studenten veel meer groeien en leren door dingen te doen dan door in een collegezaal te zitten. In feite is leren door ervaring waarschijnlijk de beste manier van leren, zoals Aristoteles zei: “We zijn wat we herhaaldelijk doen, uitmuntendheid is geen daad maar een gewoonte.” Heel bekend is de zogeheten 10.000 uur regel die voor het eerst werd voorgesteld door Anders Ericsson et al. Zo bekeken zou het vermoedelijk het beste zijn om onze studenten, als we hun leerproces willen verbeteren, slechts één vak per jaar te geven, want time-on-task is duidelijk de belangrijkste parameter voor diepgaand leren.

Maar onderweg naar dit leren door ervaring is er iets misgegaan. Sommigen zien in CBL, zo lijkt het, niet een manier voor studenten om hun vaardigheden te ontwikkelen door uitdagingen vanuit de echte wereld aan te gaan binnen de veilige muren van de universiteit, maar een wondermiddel dat resulteert in excellente afstudeerders met een grondig begrip van hun discipline, ongeacht wanneer en op wie we deze onderwijsvorm toepassen.

Veel universiteiten en scholen die rapporteren over het succes van CBL binnen hun curriculum beschikken over het privilege dat ze extreem selectief kunnen zijn in hun aannamebeleid (1 toegelaten student per 100 is geen uitzondering). Voor deze bijzonder gemotiveerde studenten, die overigens allemaal bij de allerbesten van hun klas hoorden op de middelbare school, is het vooruitzicht van een uitdagend en open-ended onderwijsproject een geschenk uit de hemel.

Aan de TU/e hebben wij het voorrecht dat we veel begaafde jonge mensen mogen opleiden, maar een selectie wordt niet toegepast (een gemiddeld cijfer van 5.51 voor het eindexamen middelbare school en het juiste niveau wis- en natuurkunde volstaat). Bovendien komt 70 tot 90 procent van onze studenten uit Nederland, wat inhoudt dat ze het product zijn van een middelbaar onderwijssysteem waarin de nadruk in extreme mate op reproductiegericht leren ligt.

Deze studenten confronteren met open-ended uitdagingen in de eerste maanden van hun studie, in de hoop dat ze daardoor gestimuleerd worden om tot een diepgaand begrip van de onderliggende theoretische concepten te komen, is niet alleen naïef, maar ook riskant. Omdat de disciplinaire opleidingen aan de TU/e gebaseerd zijn op een coherent bouwwerk van kennis, kan een gebrekkige beheersing van basale rekenkunde of natuurkunde leiden tot kritieke gaten in die kennis. Bovendien zijn niet al onze studenten van het Amerikaanse extroverte type. Zo’n 30 tot 40 procent van de mensen is introvert, en dit geldt ook voor onze studenten. Introverte mensen leren doorgaans liever alleen en worden niet graag blootgesteld aan een hectische groepsdynamiek. En tenslotte is het zo dat veel van onze CBL-ambities onder de vlag varen van ‘interdisciplinair’ of ‘multidisciplinair’ onderwijs. Maar geen van onze eerstejaars kunnen een discipline claimen. Ze denken dat ze ingenieur, chemicus of elektrotechnicus willen worden, maar ze hebben nog geen idee wat het inhoudt om dat werkelijk te zijn. In die context is ‘interdisciplinair’ een even zinloze term als ‘intergalactisch’.

De oplossing is erg eenvoudig. Zorg er allereerst voor dat CBL optioneel is. Studenten die met open-ended uitdagingen aan de slag willen, moeten die mogelijkheid krijgen. Oh, en wacht even, dit hoeven we niet te bedenken, we hebben al STUDENTENTEAMS!

Ten tweede: we moeten CBL inderdaad als een interdisciplinair onderwijsconcept introduceren, dus in de fase dat onze studenten al over interdisciplinaire competenties beschikken. Misschien in het laatste jaar van hun studie? Of aan het begin van de Master?

Als we niet oppassen, implementeren we CBL zo diep en breed in ons curriculum dat we het risico lopen het contact kwijt te raken met onze potentiële studentenpopulatie, die nu nog op het perron staan te wachten om op de TU/e-trein te springen. Misschien moeten we het vertrouwde traject blijven volgen, en gewoon op wat meer tussenstations stoppen onderweg naar het diploma?

Deel dit artikel