Grote verschillen aanpak 'matching' studenten

Wanneer ben je geschikt voor een opleiding en hoe kom je daar het snelst achter? De matchingstrajecten van universiteiten en hogescholen verschillen flink, bleek vorige week tijdens een ‘borreldebat’ van de LSVb. Aan de TU/e verschilt de gebruikte methode per opleiding.

Studiekiezers moeten dit jaar voor het eerst meedoen aan matchingsactiviteiten van de opleiding van hun keuze. Gesprekken, proefstudeerdagen of tentamens worden gevolgd door een advies dat studenten vertelt of ze met een gerust hart aan de studie kunnen beginnen, of dat ze beter nog even verder kunnen zoeken. Dat advies is niet bindend.
 
Elke opleiding heeft zijn eigen matchingstraject. Veel hogescholen en universiteiten beginnen met een digitale vragenlijst. Soms worden aankomend eerstejaars vervolgens onderverdeeld in een risicogroep en een groep die meteen een positief advies krijgt. Andere opleidingen voeren met elke student een gesprek, laten iedereen een tentamen maken of stellen een dag proefstuderen verplicht.

De grote TU/e-faculteiten IE&IS en Bouwkunde hebben een digitale vragenlijst, vertelt studievoorlichter Judith Smits van eerstgenoemde faculteit. “Dat is bij ons gekoppeld aan de meeloopdagen. De vragen zijn bedoeld om de capaciteiten en motivatie van de aankomende studenten in te schatten. Op beide vlakken wordt daar een kleur aan gekoppeld, rood, oranje of groen.”

De scholieren krijgen vervolgens de uitkomsten van de vragenlijst in de mail. Iedereen die minstens een keer rood scoort of twee keer oranje wordt uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek  met de studieadviseur. Voor vooraanmelders die dit jaar niet hebben meegelopen zijn er ook nog twee speciale matchingsdagen.

Smits schat dat ongeveer een derde van de ruim vijfhonderd aankomende studenten bij IE&IS uitgenodigd wordt voor een persoonlijk gesprek. “Voor de rest zijn er plenaire gesprekken waarin de uitkomsten van de vragenlijst worden toegelicht.”

Bij Biomedische Technologie is ook overwogen om het systeem met digitale vragenlijsten in te voeren, vertelt studievoorlichter Aukje Zijlstra. Er is echter besloten om eerst af te wachten of die methode ook echt werkt. “Bij ons krijgt elke aankomende student een gesprekje van zo’n vijf minuten, waarin voornamelijk wordt gekeken of ze een realistisch beeld hebben van de opleiding.” De faculteit krijgt relatief veel inschrijvingen van scholieren die ook hopen ingeloot te worden voor een opleiding Geneeskunde. “Die krijgen te horen dat de opleiding hier toch echt technisch is, met veel wiskunde.”

Hoeveel aspirant-studenten naar aanleiding van de vragenlijsten en gesprekken eieren voor hun geld kiezen en hun heil elders zoeken, is aan de TU/e nog niet bekend. In Utrecht, waar vorig jaar al alle aankomende studenten aan een ‘matchingstraject’ zijn onderworpen, zou twaalf procent niet begonnen zijn met de gekozen opleiding. Dat stelt Theo Wubbels, bij de Universiteit Utrecht verantwoordelijk voor matching.

Wubbels: “Iedereen die een negatief advies krijgt, wordt verwezen naar het studiekeuzecentrum. Daar kunnen ze worden begeleid bij het maken van een nieuwe keuze en als ze willen kunnen ze opnieuw meedoen aan een matchingsactiviteit. In de praktijk blijkt bijna niemand van die mogelijkheid gebruik te maken.”

Universiteiten en hogescholen doen hun best voor aankomende studenten, maar die moeten zelf ook hun verantwoordelijkheid nemen. Dat gebeurt niet altijd, aldus een docent tijdens het debat. “Studenten moeten zich serieus oriënteren. Begin op tijd, ga naar open dagen en naar meeloopdagen. Maak dan een weloverwogen keus en probeer er tijdens de matching achter te komen of dat de juiste is. Maar kom tijdens het gesprek niet aanzetten met allerlei basale vragen. Je studiekeuze is verdorie enorm belangrijk.”

Deel dit artikel