Peter R. de Vries (rechts) in gesprek met Lucas Asselbergs. Foto | Bart van Overbeeke

“Waar mensen zijn, zal altijd misdaad zijn”

Hij wordt bijna dagelijks bedreigd, “maar kwam net tóch gewoon alléén met zijn auto onze campus op, ook dankzij de beveiliging van de TU/e”. Zo introduceerde Lucas Asselbergs (Studium Generale) woensdagmiddag Peter R. de Vries - met een opgewekt bruggetje naar het vijftigjarig bestaan van de TU/e-beveiliging ter ere waarvan de bekende misdaadverslaggever te gast was.

Startonderwerp van gesprek met De Vries is diens “turbulente” jeugd, waarin hij -als enige ongelovige binnen een achtkoppig gereformeerd gezin- lange tijd rebelleerde tegen alles en iedereen en zodoende ook een aantal keer de politie aan de voordeur trof. Tot hij besefte: “Met overal tegenaan schoppen, kom je uiteindelijk ook niet verder”.

Hij verhaalt over zijn beginjaren als algemeen verslaggever op de Haagse redactie van de Telegraaf. Hier raakte hij -mede dankzij de moord op een oude vrouw die, in stukken gesneden, in vuilniszakken verspreid over Den Haag werd teruggevonden- al snel nadrukkelijk gefascineerd door de misdaad. Van ‘crime-beschrijver’ werd hij echter meer en meer een crime fighter: “Gaandeweg zie je dat er fouten worden gemaakt in de opsporing; word je benaderd door slachtoffers die zich onheus behandeld voelen, door mensen die veroordeeld zijn en zeggen: ‘Dat klopt niet’”.

De behoefte om de waarheid boven tafel te krijgen -eigenlijk niet anders dan bij een rechercheur, stelt De Vries- werd bij de journalist steeds sterker, evenals de drang om zich “met zaken te bemóeien”. Grote voorbeelden of rolmodellen hierin heeft De Vries niet. “Het klinkt een beetje pedant misschien, maar laten we zeggen dat ik die rol een beetje zelf heb uitgevonden.”

Zijn werk brengt -mede vanwege zijn volgens Asselbergs voor sommigen “confronterende aanpak”- met zich mee dat De Vries regelmatig en niet zelden serieus wordt bedreigd. De Vries reageert droog: “Niet iedereen over wie je bericht of met wie je te maken krijgt, is van het kaliber: ‘We zijn het niet met je eens, ik zal mijn advocaat een mooie brief laten schrijven’”. Bang is hij niet, bezweert hij, “want dan moet je ermee stoppen of kun je beter bij de Libelle gaan werken. Maar ik ben wel constant alért”.

De Vries vertelt smakelijk over hij in 1982 -vlak voor de roemruchte Heineken-ontvoering- zelf kortstondig werd ontvoerd en een nacht werd vastgehouden op een dichtgetimmerde boerderij in Emmen. Hij merkte naar eigen zeggen al snel dat hij hier niet te maken had met doorgewinterde criminelen - én dat zijn ontvoerders “niet met de spanning konden omgaan”.

De volgende dag al werd hij teruggebracht naar Amersfoort, waar hij eerder in de val was gelokt. Het laatste stuk van de rit reed de verslaggever overigens maar zélf -en wel linea recta richting politiebureau-, zo vertelt hij tot groot vermaak van zijn gehoor. De bestuurder bleek namelijk volstrekt versuft van de koffie die hij per ongeluk zelf had gedronken, waarmee hij eigenlijk De Vries had willen drogeren.

Uitvoerig gaat het over de vriendschap tussen De Vries en topcrimineel Cor van Hout, één van de ontvoerders van Freddy Heineken. Waar empathie overgaat in sympathie, zo polst Asselbergs onder meer. De Vries spreekt van een intensief en jarenlang proces, waarin hij geïnteresseerd raakte in Van Houts ándere kwaliteiten dan die hij als “boef en gangster” had aangewend en waarin er sprake bleek van diverse gezamenlijke interesses. En bovenal: er was openheid. “Ik had zijn bekentenis allang in de tas toen hij nog berecht moest worden. Als je in een relatie levensgeheimen blootgeeft, dan vallen alle barrières weg. Dan hoef je nergens meer omheen te draaien.”

Bovendien, zo zegt De Vries: “Ik denk dat dat een mooie kwaliteit van mensen is om, ondanks dat iemand iets slechts heeft gedaan, ook zijn góede eigenschappen te zien”. Asselbergs’ volledige begrip weet De Vries echter niet te krijgen, tot diens lichte -en wellicht wat geveinsde- ergernis. “Begrijp ik nou goed dat jij nooit iets met iemand te maken wil krijgen die iets slechts in zijn leven heeft gedaan?” kaatst de verslaggever. 

De relatie tussen topadvocaten en de onderwereld, Joran van der Sloot -“die is voorlopig nog wel onder de pannen”-, de doodstraf waarvan De Vries “verklaard tegenstander” is, zijn eigen vroegere kansen om op het verkeerde pad te komen - alle komen, mede dankzij vragen vanuit de zaal, voorbij. Een TU/e-medewerkster op de eerste rij bedankt De Vries voor zijn aandacht op televisie voor de moord op haar beste vriend, waarvan de dader uiteindelijk kon worden gepakt. “Het heeft ervoor gezorgd dat wij, zijn vrienden en familie, ons eindelijk gehóórd voelden nadat de politie niet wilde luisteren.”

Een student wil weten of De Vries zou willen leven in een wereld zónder misdaad. De verslaggever is er echter van overtuigd: “Waar mensen zijn, zal altijd misdaad zijn. Al is het maar omdat de één iets heeft wat de ander níet heeft”. En hypothetisch gezien?, zo houdt de vragensteller aan. “Ik heb zelf wel eens, een beetje spottend, gezegd: mensen doen vaak heel veel moeite om in de hemel te komen. Maar ik moet er toch niet aan dénken dat ik met Andries Knevel in de hemel beland. Dan kies ik toch misschien liever voor de hel.” Lachend: “Of een wereld zonder misdaad interessant is? Ik weet het niet.”

Het interview met Peter R. de Vries was onderdeel van de viering van vijftig jaar beveiliging aan de TU/e. Woensdagochtend konden belangstellenden in het kader daarvan al een bezoekje brengen aan het Security Center van de TU/e, sinds kort gehuisvest in het Laplacegebouw. 's Middags was er bij het Auditorium tevens een demonstratie met politiehonden.

Deel dit artikel