TU/e twijfelt over deelfietsenstalling op campus

TU/e twijfelt over deelfietsenstalling op campus

Een Hopperpoint, een stalling voor deelfietsen, op de campus kan absoluut interessant zijn voor de TU/e, maar de komst ervan is nog verre van zeker. Martin Boers van Dienst Interne Zaken laat weten gecharmeerd te zijn van het initiatief, maar nog twijfels te hebben bij de toegevoegde waarde voor studenten en medewerkers. Ook het prijskaartje staat wat hem betreft nog ter discussie.

‘Hopperpoint is ook al in gesprek met de TU/e’, zo meldden regionale media afgelopen januari bij de opening van het eerste Eindhovense Hopperpoint bij Hotel Van der Valk. Hopperpoints zijn stallingen voor deelfietsen - op strategische locaties - die geregistreerde gebruikers via een app, sms of smartcard kunnen reserveren, lenen en betalen. ‘Wij zijn het eerste volledig geautomatiseerde deelfietssysteem van Nederland', promootte Coen Vermeulen van Hopperpoint onlangs in de Volkskrant.

Het klopt dat de TU/e en Hopperpoint in gesprek zijn, zegt Martin Boers, hoofd Dienst Interne Zaken van de TU/e. Het deelfietsensysteem maakt tevens deel uit van het onderzoeksprogramma Smart Urban Regions of the Future (SURF), waarbij de TU/e betrokken is.

Maar dat wil alles nog geenszins zeggen dat er op het universiteitsterrein ook een vestiging kómt. “Ik ben er nog niet van overtuigd dat dit initiatief hier in de praktijk gaat werken. Dit, deze campus, is de plek waar onze mensen studeren en werken. Ik denk dat ze over het algemeen maar weinig zakelijke afspraken elders in de stad hebben. Dus wie zou hier gebruikmaken van zo’n deelfiets?”

De deelfiets zou interessant kunnen zijn als aanvulling op het openbaar vervoer, bijvoorbeeld voor treinreizigers die vanaf het station naar de campus komen, zo oppert Boers: “Maar dan zou daar óók een Hopperpoint moeten komen. Maar op het station heb je al de OV-fiets, en dat zijn natuurlijk toch een soort concurrenten”. Belangrijk verschil is overigens dat ‘Hopper-gebruikers’ hun leenfiets niet per se naar dezelfde stalling hoeven te retourneren als waar ze deze hebben opgepikt, wat bij de OV-fiets van de NS wél het geval is.

Boers spreekt van “een kip-ei-probleem”, waarbij eigenlijk alleen de praktijk kan uitwijzen of het initiatief werkt. “Hopperpoint heeft het over tien tot twaalf locaties in de loop van dit jaar, ze zijn met veel partijen in de stad in gesprek, maar het moet allemaal nog van de grond komen.”

Ook heeft Boers nog bedenkingen bij de financiële kant van het verhaal. Een optie is om gebruikers, via een abonnement of per gebruik, zelf te laten betalen voor het lenen van de deelfietsen, “maar ik denk dat het hier dan niet van de grond komt. In dat geval zou de universiteit het in mijn ogen moeten financieren. Maar voordat ik daar namens de TU/e geld uitgeef, wil ik er zeker van kunnen zijn dat we daarmee voorzien in een behoefte, dat we mensen daar echt blij mee maken”.

Volgens Boers is de TU/e al in gesprek geweest met Hopperpoint over de kosten hiervan voor de universiteit. Al te concreet wil hij zich daar niet over uitlaten, “maar het gaat om meer dan tienduizend euro per jaar. Dat vind ik vrij duur”.

Met het oog op “een betere deal” hoopt de universiteit de handen ineen te slaan met de gemeente Eindhoven, dat eveneens broedt op een Hopperpoint-locatie. “Daar heb ik gezegd: ‘Ik wil hier best aan meedoen, maar kunnen we dan niet sámen het gesprek aangaan met het bedrijf om te kijken of de kosten naar beneden kunnen?’ Want het is mij niet helemaal duidelijk waar die kosten in zitten.” Boers zegt er vanuit te gaan dat het gesprek met de gemeente en Hopperpoint “binnenkort” gaat plaatsvinden.

Deel dit artikel