Werktuigbouwkunde zet ‘cap’ op afstudeerplekken

Teveel werktuigbouwkunde-studenten hebben een voorkeur voor dezelfde onderzoeksgroepen om bij af te studeren. Met name de onderzoeksgroepen van Henk Nijmeijer en Maarten Steinbuch kunnen niet meer de gewenste kwaliteit in de begeleiding bieden als de studentaantallen blijven toenemen. Reden voor de faculteit om hier nog strakker dan voorheen grenzen aan te stellen. Studenten gaan vanaf komend collegejaar ‘begeleidingscapaciteit reserveren’ bij een onderzoeksgroep. De selectie voor het reserveren van die begeleidingscapaciteit is eens per jaar.

Studenten Werktuigbouwkunde hebben sinds september 2015 al te maken met een plaatsingsprocedure. De decaan bepaalt daarbij eerst hoeveel studenten per onderzoeksgroep kunnen worden geplaatst en studenten sturen vervolgens hun top-3 aan voorkeuren in. Een commissie heeft een gesprek met de studenten met een eerste voorkeur voor een overschreven onderzoeksgroep om hun motivatie te horen en om te kijken of studenten ook bij een andere onderschreven onderzoeksgroep zouden passen. Op basis daarvan worden de studenten geplaatst. Deze procedure was ingevoerd om de hoge toeloop van studenten bij met name Control Systems Technology en Dynamics & Control het hoofd te kunnen bieden.

Deze werkwijze bleek toch niet het gewenste effect te hebben, vertelt opleidingsdirecteur Camilo Rindt. “Er werden nog te veel studenten op hun eerste voorkeur geplaatst. Bovendien verwachten we in de toekomst nog meer studenten en om de kwaliteit van de begeleiding te kunnen blijven garanderen wordt het alleen maar belangrijker dat we studenten beter over de groepen verdelen.” Daarom wordt nu met een andere werkwijze gestart. Waar eerst het aantal fte's in een groep werd geteld en de studenten daar evenredig over werden verdeeld, wordt dadelijk uitgegaan van wat de onderzoeksgroep maximaal aan begeleidingscapaciteit kan bieden. De decaan en de onderzoeksgroepen stellen elk jaar opnieuw die capaciteit vast.   

cv en motivatiebrief

De maatregel gaat per 1 september in. Studenten die in 2017/2018 in de master willen instromen, kunnen sinds 1 juni hun eerste drie voorkeuren aangeven. Ze moeten een cv en motivatiebrief uploaden voor hun eerste keus. Voorwaarde voor bachelorstudenten is dat ze nog maximaal 45 ECs missen. Schakel- en internationale studenten kunnen altijd meedoen. Voor zij-instromers is een aparte procedure opgesteld. De maatregel gaat ook gelden voor de interfacultaire opleidingen; Automotive Technology, Systems and Control, en Sustainable Energy Technology.

Rindt over de selectiecriteria: “Het heeft niet mijn voorkeur dat studenten met hoge cijfers altijd voorrang krijgen. En het moet ook niet zo zijn dat ze voorrang hebben op afstuderen bij bijvoorbeeld Control als ze daar meer vakken van hebben gevolgd in hun bachelor. Een student met een keuzepakket voor Control moet ook voor Energie kunnen kiezen en andersom. Motivatie en professionele vaardigheden zijn net zo belangrijk.”

Volgens Rindt zijn er geen studenten die voorrang krijgen, ook niet de buitenlandse studenten die naar de TU/e willen komen voor een bepaalde onderzoeksgroep. “De toegelaten internationale studenten heb ik al geïnformeerd over de nieuwe procedure. Vanuit die hoek verwacht ik nog de minste weerstand. Internationale studenten zijn vaak gewend aan selectie.” Rindt heeft er alle vertrouwen in dat het merendeel van de studenten op de plek van hun eerste keus kan worden geplaatst.

Ook de voorlichting over de verschillende onderzoeksgroepen is aangepakt. Studievereniging Simon Stevin heeft met een extern bedrijf de informatie over de onderzoeksgroepen verduidelijkt, zie hier.

De faculteitscommissie is steeds betrokken bij de plannen. Loes van den Beuken, student-lid en vice-voorzitter van de faculteitsraad: "We erkennen dat er echt iets moet worden gedaan aan de verdeling van studenten binnen de afstudeerrichtingen. En na vele besprekingen de afgelopen jaren ligt er een procedure waar iedereen zich in kan vinden. Je wil niet aan de kwaliteit van het onderwijs inboeten en tegelijkertijd wil je de keuzevrijheid niet te veel beperken. Ik denk dat we dat op deze manier hebben gerealiseerd. We zullen de komende tijd bij studenten nagaan of zij tevreden zijn met de huidige oplossing."

Rindt laat weten dat hetzelfde probleem ook bij andere faculteiten speelt. “Sommige onderzoeksgroepen bij EE kennen hetzelfde probleem en de onderwijsdirecteur van BMT volgt de procedure op de voet. Bij de master OML loopt een soortgelijke procedure al langer, alleen is het daar op mentorniveau en niet op groepsniveau.”

Deel dit artikel