Twintig jaar waken over een unieke collectie

Een map met twintig foto’s van kunstwerken. Vanuit dat povere startpunt moest Gerard Verhoogt in 2000 de kunstcollectie van de TU/e gaan inventariseren. Hij was de eerste betaalde kunstconservator en was in de eerste jaren vooral bezig met zoeken in kelders en met achterstallig onderhoud. Bij zijn afscheid - dat gepland was op 1 oktober, maar door corona is uitgesteld - kijkt hij tevreden terug op hoe die “unieke collectie” smoel heeft gekregen.

Een fragiel vliegtuigje van de Antwerpse kunstenaar Panamarenko, graffitikunst van rocker en schilder Herman Brood, een opmerkelijke machine van Gerrit van Bakel, een provocerend en inspirerend beeld van Tajiri, of een wandtapijt van de wereldberoemde graficus Escher. Het staat of hangt allemaal ergens op de campus van de TU/e en het is maar een kleine greep uit de zeer omvangrijke collectie. Die omvat ook veel grafisch werk, meer dan negenhonderd stuks.

“Maar weinig mensen aan de TU/e weten dat onze kunstcollectie echt één van de meest bijzondere is van alle Nederlandse universiteiten”, zegt vertrekkend kunstconservator Gerard Verhoogt. “Dat vind ik niet alleen, maar ook mijn collega’s aan de andere instellingen.” Zijn begintijd omschrijft hij als “een grote zoektocht”. Een fatsoenlijke inventarisatie was er niet. “Er werd een map met twintig foto’s op mijn bureau gelegd en dat was het zo’n beetje. Ik moest actief op zoek naar wat we in bezit hadden, waar het zich precies bevond, uitzoeken door wie het was gemaakt, en in welke staat het verkeerde.”

Kunstdetective

De grote beelden op de campus waren voor hem snel te inventariseren. Maar voor het terugvinden van de kleinere beeldjes en het grafisch werk, dat in de loop van dertig jaar in de gebouwen verspreid was geraakt, moest hij als een soort kunstdetective aan de slag. “Per gebouw gingen we kijken wat er stond en hing en vooral ook vragen wat met bepaalde stukken gebeurd was. Mede met behulp van oude nummers van TH Berichten, de papieren voorloper van Cursor, kreeg ik wel een beeld van wat er zou moeten zijn, maar sommige voorwerpen waren onvindbaar. Soms waren ze als cadeau meegegeven aan een vertrekkend hoogleraar. Vaker nog was het terechtgekomen in de kelder van een gebouw omdat men niet wist wat ermee te doen. We hebben daar veel grafiek teruggevonden.”

Na twee jaar had hij een redelijk goed overzicht van de collectie en werd ook duidelijk dat er werken ontbraken. “Vijf beelden waren spoorloos, enkele zijn waarschijnlijk gestolen, ze zijn nooit meer teruggevonden.” Problemen ontstonden ook rondom werken die de TU/e in het midden van jaren tachtig had ontvangen uit de BKR-regeling. “Overheidsinstellingen mochten werken uitzoeken voor langdurige bruikleen, zo ook de TU/e. Toen in 2003 een brief op de mat viel dat een aantal werken terug moesten, wisten nog maar enkele mensen wat er destijds precies was uitgezocht. Het leidde gelukkig maar tot een kleine boete”, zegt Verhoogt.

Veel grafiek kwam terecht in de kelders van gebouwen, omdat mensen niet wisten wat ze ermee moesten doen

Gerard Verhoogt
Kunstconservator TU Eindhoven
Groot onderhoud

Hij ging ook aan de slag met het groot onderhoud van de beelden die buiten op de campus stonden. “Daar was al sinds de jaren zestig, toen er bij de oplevering van een nieuw gebouw een kunstwerk mocht worden aangeschaft, niet meer naar omgekeken. Tot 2000 deed iemand bij de Kunstcommissie mijn werk er min of meer bij en dat was vooral liefdewerk oud papier. Ik moest op zoek naar specialisten die me konden helpen bij het uitvoeren van restauratiewerk. Zoals voor het betonnen kunstwerk ‘Wording’ van Piet Killaars, dat in de vijver bij Atlas staat. Daar zaten scheuren in en aan de buitenkant verschenen witte plekken. Betonrot, simpelweg verwering, of had het andere redenen? Vind daar dan maar een specialist bij. Dat lukte me uiteindelijk en het werk is weer in goede staat.”

Soms moest hij kunst ook behoeden voor een gang naar de afvalcontainer, zoals met de vloerreliëfs van Ad Dekkers. “Die waren ooit aangebracht op het dak van het toenmalige Rekencentrum, nu het Laplacegebouw. Bouwvakkers waren bij een renovatie al voorbereidingen aan het treffen om de vier reliëfs - het enige werk dat Dekkers ooit in beton heeft uitgevoerd - af te voeren omdat men er geen kunst in herkende. Dat heb ik weten te voorkomen en ik kon ze een mooie plek geven tussen Vertigo en het Matrix-gebouw. Ze zijn een van mijn favoriete kunstwerken geworden.”

Ook het werk ‘Object Mathematique’ van Le Corbusier wist Verhoogt te restaureren. “Dit enige overblijfsel van het roemruchte Philips-paviljoen dat op de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1958 had gestaan, stond ook op de nominatie afgevoerd te worden voor schroot. Architect Arie van Rangelrooy kreeg door dat het bij Philips in de weg stond en via hem kregen we dit karakteristieke baken, dat aan het begin van de campus staat, in langdurige bruikleen van de stichting ‘Kunstlicht in de Kunst’. Toen we het wilden laten schilderen in de originele kleuren zochten we contact met de Parijse instelling die de nalatenschap van Le Corbusier beheert. De verf die ooit gebruikt was, bestond niet meer, dus die hebben we speciaal moeten laten vervaardigen.”

Onder begeleiding en met medewerking van Verhoogt verscheen er in 2001 al het overzichtswerk ‘Ensemble’. Volgens Verhoogt een “plaatjesboek”, dat aan de medewerkers en studenten voor het eerst liet zien hoe rijk de kunstcollectie is waar ze elke dag onbewust aan voorbij lopen. Tien jaar later volgde het werk ‘Art Connected’, waarin veel van de werken in een coherent en kunsthistorisch verband werden geplaatst. “Door ze in de context te plaatsen van allerlei nationale en internationale kunststromingen wordt nog eens extra benadrukt hoe waardevol deze collectie is”, zegt Verhoogt.

Dag van de kunst

Trots is hij ook op de Dag van de Kunst, een ander initiatief bedoeld om de collectie zichtbaarder te maken. “We zijn er in 2008 mee van start gegaan. Centraal stond dan één kunstenaar waar we belangrijk werk van in bezit hebben. Daaromheen werden allerlei evenementen georganiseerd, onder andere workshops met studenten. Die dag heeft bestaan tot 2013. Het zou mooi zijn als dit initiatief ooit weer nieuw leven wordt ingeblazen.”

Deze week spreekt Verhoogt met zijn opvolgster, die hij de komende periode zal inwerken. Wat zijn in die twintig jaar nu zijn love babies geworden? “Ik heb een liefde voor de vloerreliëfs van Ad Dekkers, maar ook voor het broze ‘Umbilly I’ van Panamarenko (hangt boven de maquettewerkplaats van Bouwkunde in Vertigo, red.), evenals voor de mysterieuze ‘Tarim Machine’ van Gerrit van Bakel (te vinden in een loopbrug tussen Gemini-Noord en Gemini-Zuid, red.). Maar we hebben hier zoveel moois in huis, dat moeten mensen echt zelf ontdekken. We zijn daarom de laatste jaren ook heel gericht meer van ons grafisch werk gaan ophangen in de openbare ruimte.”

Dan de hamvraag: wat zou de collectie bij benadering waard kunnen zijn? Verhoogt: “Met die vraag heb ik me eerlijk gezegd nog nooit echt beziggehouden.”

Deel dit artikel