Nog altijd weinig zicht op bijbanen hoogleraren

De verplichte registratie van nevenfuncties en belangen van hoogleraren is incompleet en chaotisch, meldt tv-programma Nieuwsuur. Minister Dijkgraaf vindt dat “verontrustend” en de universiteiten beloven beterschap.

door
foto Foxy burrow / Shutterstock

Na twee jaar vragen en zelfs procederen kreeg de redactie van Nieuwsuur inzage in de bijbanenregisters van 14 universiteiten en 7 universitaire medische centra. Daarin bleken slechts 4.200 hoogleraren opgenomen, terwijl Nederland bijna 7.000 hoogleraren zou tellen.

Verouderd

Hebben de ontbrekende hoogleraren soms geen bijbanen? Een deel van hen wel, blijkt uit een steekproef. En gegevens die wél in de registers staan, blijken vaak verouderd, incompleet of foutief. De registratie van bijbanen en belangen is verplicht om te voorkomen dat de wetenschappelijke integriteit in het geding komt.

Kleinere instellingen als de Open Universiteit, Universiteit Twente en Tilburg University registreren de nevenactiviteiten van hun hoogleraren beter dan de grote. Bij de Rijksuniversiteit Groningen bevat meer dan de helft van het bijbanenregister fouten en onvolledigheden. Een register van de hoogleraren in het Groningse academische ziekenhuis ontbreekt zelfs volledig.

Ook de Universiteit Utrecht heeft geen register. De universiteit kan alleen informatie aanleveren over de bijbanen die de hoogleraren zelf op hun publieke pagina vermelden.

TU/e

In hoeverre houdt de TU/e toezicht op de nevenactiviteiten van hoogleraren? De website vermeldt: ‘De TU/e neemt de transparantie van nevenwerkzaamheden uiterst serieus en heeft de afgelopen jaren het toezicht hierop verscherpt. Met enige regelmaat toetsen wij de juistheid van de gegevens op de profielpagina. Daarnaast is het onderwerp nevenwerkzaamheden een vast onderdeel van de R&O jaargesprekken.’ Het beleid is gebaseerd op de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden.

Geschrokken

Universiteitsvereniging UNL, die Nieuwsuur hielp bij het verzamelen van registers, reageert geschrokken. “Dit kan niet. Hier moeten we wat aan doen”, zegt voorzitter Pieter Duisenberg. “Transparantie is de hoeksteen. Dus als je je expertise inzet, moet iedereen af kunnen wegen of je afhankelijk bent.”

Op de website van de vereniging staat nu nog dat de universiteiten op dit terrein flinke vooruitgang hebben geboekt. Begin 2021 zouden de nevenwerkzaamheden van 95 procent van alle hoogleraren online staan, tegen 87 procent in 2017.

D66-onderwijsminister Robbert Dijkgraaf noemt de uitkomst van het onderzoek verontrustend. “De wetenschap kan zich niet verbinden met de maatschappij als ze niet tegelijk 100 procent transparant is. Ik ga met de universiteiten in gesprek, want ik hoor graag wat er gedaan gaat worden.”

Oud-ministers

Zelfs universiteitsbestuurders en voormalige ministers als Jet Bussemaker en Jan Peter Balkenende hebben hun gegevens niet op orde. Datzelfde geldt voor oud-minister Ronald Plasterk.

Dat laatste is opvallend: onder zijn bewind is juist bepaald dat de nevenfuncties van hoogleraren openbaar moeten zijn. Dat was in 2008. Destijds was de universiteitenvereniging er tegen, terwijl de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen juist vóór was.

Sindsdien komt met enige regelmaat in het nieuws dat de nevenfuncties van hoogleraren niet goed geregistreerd staan, met alle verontwaardiging van dien. Het HOP keek in 2009 hoe het ermee stond. Niet goed, was de conclusie. In 2011 zei het toenmalige kabinet opnieuw dat de nevenfuncties in principe openbaar moesten zijn. De Groene Amsterdammer schreef er in 2014 over.

In 2013 weigerde minister Jet Bussemaker een landelijk register in te stellen en in 2015 relativeerde ze het probleem: sommige dingen waren privé, dus die hoefden niet geregistreerd te worden.

Er waren de laatste jaren diverse signalen dat nevenfuncties van hoogleraren tot integriteitsschendingen leiden. Recentelijk schreven de Volkskrant en Folia artikelen over de dubbele petten van hoogleraren belastingrecht en fiscale economie. Eerder onderzoek van Nieuwsuur naar de Groningse ‘paspoortprofessor’ Dimitry Kochenov mondde uit in dit vervolgonderzoek.

Deel dit artikel