Minister Dijkgraaf verdeelt 200 miljoen

De universiteiten krijgen jaarlijks 200 miljoen euro voor onderlinge samenwerking en meer vaste banen. Afgelopen najaar verdeelde minister Robbert Dijkgraaf alvast 60 miljoen euro en nu komt daar nog 140 miljoen bij. Bert Meijer, universiteitshoogleraar van de TU/e, was een van de commissieleden die de minister adviseerde bij de verdeling van deze extra middelen.

door
foto Martijn Beekman

Het geld gaat naar de ‘sectorplannen’, waarin de universiteiten samen afspreken wat ze gaan doen. Deze 200 miljoen euro is niet eenmalig, maar structureel. Het geld moet bijdragen aan ‘rust en ruimte’, zoals minister Dijkgraaf het noemt. De universiteiten beloven meer medewerkers in vaste dienst te nemen: het zou om ongeveer twaalfhonderd vaste banen gaan. Verder maken ze samen keuzes voor de richting van hun onderzoek.

'Dit is een unieke operatie in de geschiedenis van het Nederlandse wetenschapsbeleid', schrijft de commissie die de plannen voor Dijkgraaf moest beoordelen. Er waren wel eerder sectorplannen, maar niet voor alle domeinen.

Klimaatuitdagingen

De keuzes betreffen bijvoorbeeld het onderwerp ‘duurzame energie’ in het sectorplan Bèta, of ‘medische robotica’ binnen het sectorplan Techniek. 

De aanvullende tien miljoen euro die de TU/e per jaar kan verwachten is onder meer bedoeld voor opleidingen die zich richten op hightech-systemen. "Maar ook klimaatuitdagingen en de interactie van mens-machine zijn onderdelen van de focus", zegt Bert Meijer, universiteitshoogleraar van de TU/e , die medevoorzitter is van de commissie die Dijkgraaf adviseerde bij het beschikbaar stellen van de extra gelden. Meijer: "Met name de echte 'ingenieurswetenschappen' en de informatica profiteren in Eindhoven."

Met de extra middelen kan de TU/e naar schatting zo'n veertig nieuwe wetenschappelijke stafposities invullen. Meijer: "Plus extra vaste banen ter ondersteuning. En er komt meer geld voor bijvoorbeeld apparatuur of promovendi die essentieel zijn voor het onderzoek."

Scherpe keuzes

In een brief aan de Tweede Kamer prijst Dijkgraaf de sectorplannen, onder meer omdat ze tot “scherpe keuzes” leiden. De toekenning van de middelen noemt hij een “zeer belangrijke mijlpaal en een mooi resultaat”. 'Vanaf deze toekenning kan dus gestart worden met de uitvoering van de volledige sectorplannen', schrijft Dijkgraaf. 

Met de komst van de sectorplannen zijn de problemen in het hoger onderwijs en onderzoek niet als bij toverslag opgelost. De commissie noemt onder meer de komst van buitenlandse studenten. 'In ieder domein zijn er andere knelpunten op het gebied van internationalisering en daarom andere ideeën over hoe deze te adresseren', staat in het advies. In de sectorplannen worden deze problemen nog niet doeltreffend aangepakt.

Bovendien werkt het ministerie aan de komst van ‘starters- en stimuleringsbeurzen’ voor onderzoekers. Die spelen dwars door landelijke afspraken heen en het is nog niet bekend hoe dit precies zal uitwerken.

Niet te snel

En die aangekondigde vaste banen? De commissie waarschuwt dat het niet te snel moet gaan. Bij de werving van de grote aantallen universitair docenten moeten de universiteiten, 'zeker in de huidige krappe arbeidsmarkt', steeds de kwaliteit van onderzoek en onderwijs in de gaten houden. Daarmee wordt bedoeld dat het tempo 'kan worden aangepast om de kwaliteit van de werving te waarborgen'.

Voor de zomer komt er nog een advies, waarin de commissie zich over zulke thema’s buigt. In die Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) zitten naast Bert Meijer ook hoogleraar bestuurskunde Mark Bovens, emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde Henriëtte van der Horst, emeritus hoogleraar ecologie Louise Vet en hoogleraar geschiedenis Beatrice de Graaf.

Talen in de knel

Het gaat niet goed met de opleidingen Nederlands, Duits en Frans. Te weinig studenten kiezen voor een talenopleiding, waardoor het tekort aan leraren Nederlands, Duits en Frans stijgt. Hierdoor zou de kwaliteit van het talenonderwijs afnemen en dát zou weer voor een lagere instroom bij de opleidingen zorgen.

Tot nu toe hebben de universiteiten vooral geprobeerd individuele opleidingen aan de universiteiten overeind te houden. ‘Dit is niet bijzonder doelmatig en op termijn onhoudbaar’, stelt de commissie.

De commissie is enthousiast over ingediende plannen voor landelijke bachelorprogramma’s, waar de komende jaren aan gewerkt wordt. Ze verwacht ‘dat deze gezamenlijke opleidingen uiterlijk in het jaar 2025-2026 zijn gestart’. Voor de opleidingen Nederlands komt er toch geen landelijk bachelorprogramma. In zijn brief meldt minister Dijkgraaf dat opleidingen Nederlands slechts de samenwerking gaan versterken.

Deel dit artikel