CLMN | Leerfabrieken
Een opvallende overeenkomst: mijn vwo haalde ik op de kleinste school van de stad en mijn bachelor doe ik aan de kleinste universiteit van Nederland. Ik denk dat dat aspect kenmerkend is voor onze TU: het binnenlopen bij hoogleraren, het einde van de campus bijna kunnen zien als je hem op fietst en het feit dat de rector magnificus gewoon vakken doceert.
Ik ben ervan overtuigd dat de kleinschaligheid van onze instelling een van de redenen is dat onze onderwijs- en onderzoekskwaliteit zo hoog is. In het Nederlandse onderwijsland lijkt de trend echter omgekeerd te zijn: na scholengemeenschappen dringt de trend door op academisch niveau. Faculteiten en universiteiten willen samengaan, instellingen voor wo en hbo fuseren, maar een kwaliteitsverhoging moet nog steeds blijken. Recent riep ook ASML-topman Peter Wennink op tot het fuseren van de drie TU’s van Nederland. En met welk doel?
Het extreemste voorbeeld: de serie (bijna-)fusies in Amsterdam die uiteindelijk tot een grote hoeveelheid onduidelijkheid geleid heeft. De Hogeschool- en Universiteit van Amsterdam zijn inmiddels tien jaar geleden gefuseerd, maar het Parool kopte onlangs weer dat dat ‘duidelijk een mislukking’ was. Waar wij in Eindhoven 8.000 studenten over 10 faculteiten verdelen, hebben de 33.000 UvA’ers er nog maar 7, waardoor er tussen het opleidingsniveau en het faculteitsniveau gigantisch veel bestuurslagen zitten en de afstand alleen maar groter wordt. Een faculteit als geesteswetenschappen heeft daar bijvoorbeeld 80 (!) opleidingen onder z’n hoede.
Toch blijft men het gewoon proberen: toen in december de Amsterdam Faculty of Science (een voorgenomen fusie van drie faculteiten van twee verschillende universiteiten) een debacle werd -het plan werd door de betrokken faculteitsraden en universiteitsraden neergesabeld-, duurde het nog geen week voordat er elders weer een volgend voorstel op tafel lag: ditmaal willen de academische ziekenhuizen VUMC en AMC graag samen. Wanneer is deze hobby voorbij?
Discussie