Illustratie | Sandor Paulus
door

TUssen de oren | Penne(n)vrucht

21/03/2014

Terwijl ik dit schrijf, heeft de TU Eindhoven er net weer twee succesvolle open dagen op zitten. Veel belangstelling van ouders en scholieren voor enthousiast vertellende docenten en studenten bij standjes met interactieve hightech, gelikte folders en strakke logo’s.

Dit keer was onze oudste zoon, Thomas, er ook bij. Hij is 14 jaar, zit in VWO-4, en heeft een stevige bèta-interesse. Hij twijfelt tussen wiskunde en natuurkunde, maar ook informatica lijkt hem wel wat. Dat hij een laptop nodig gaat hebben, is evident - niet alleen voor de complexe algoritmes, simulaties, en berekeningen, maar ook voor alle werkstukken, literatuur, vakinformatie, en groepscommunicatie die hem wachten, al dan niet verborgen in de wondere wereld die OASE heet.

Studenten gebruiken hun laptop ook regelmatig tijdens hoorcolleges. Vanaf mijn plek voorin de klas is het niet altijd eenvoudig in te schatten wat er op die laptops gaande is. Ik ga standaard uit van het goede in de mens, maar een dikke grijns bij een student met daarnaast een stel reikhalzende buren, wijst niet altijd op inhoudelijk relevante activiteiten. Je hoeft geen onderwijskundige te zijn om te snappen dat het aantal Facebook-updates tijdens college negatief correleert met het eindcijfer op het tentamen. Maar zelfs wanneer je de laptop puur gebruikt om aantekeningen te maken, dan valt er nog iets op af te dingen.

Psychologen Pam Mueller van Princeton en Daniel Oppenheimer van UCLA hebben in zeer recent onderzoek aangetoond dat het maken van aantekeningen via een laptop tot minder goede prestaties leidt dan het gebruik van pen en papier. Ze vergeleken de prestaties van twee groepen studenten die hetzelfde college bijwoonden, en daar hun eigen aantekeningen bij mochten maken - ofwel met een laptop, ofwel met pen en papier. Ondanks dat de studenten die een laptop gebruikten vaak een veel vollediger verslag maakten van wat er gezegd werd, deden de druk pennende studenten het beter bij geheugentaken achteraf.

Zelfs na een week, waarin beide groepen de stof uitgebreid hadden kunnen bestuderen, waren de verschillen in het voordeel van de pen-en-papiergroep. Het lijkt erop dat het denkwerk om de belangrijkste zaken uit een college te destilleren, en dit kort of schematisch op te schrijven, onmiddellijk tot diepere verwerking van de stof leidt. En daar blijf je ook na verloop van tijd de vruchten van plukken.

Ik weet niet in hoeverre het TU/e notebookprogramma nog als argument wordt gebruikt om studenten naar onze universiteit te lokken, maar naast de verplichte RSI-bijsluiter, mag er van mij ook een sticker op al die notebooks: ‘Warning: May Cause Superficial Cognitive Processing’. Nu nog even een strak logo bedenken.

Wijnand IJsselsteijn | hoogleraar Cognition and Affect in Human-Technology Interaction

Deel dit artikel