Hoe ziet de chemische industrie er in 2040 uit?

Geopolitieke ontwikkelingen en klimaatcrisis zorgen voor kentering in aanpak

Waar Nederland de chemische industrie eerst wilde afbouwen, zorgt de geopolitieke onrust voor een kentering. ‘Made in Europe’ is nu belangrijker dan ooit. Drie experts uit de wetenschap, overheid en het bedrijfsleven schetsen de toekomst van de chemie in een land dat meer soevereiniteit wil, maar óók een leefbaar klimaat.

door
foto Pop Jop / iStock

Door de klimaatcrisis zijn we kritischer gaan kijken naar industrieën die veel energie verbruiken of uitstoot veroorzaken. De chemische industrie is koploper op beide gebieden. Toch willen we - nu er onrust op het wereldtoneel is - de chemische industrie behouden. Hoe moet Nederland dit doen? Cursor vroeg het aan Mark Boneschanscher van de TU/e, Nienke Homan van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en Mark Schmets van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.

De geopolitieke spanning zorgt ervoor dat in Europa gemaakte producten weer de voorkeur hebben. Minder afhankelijkheid willen van landen buiten Europa biedt ook een kans om de chemische industrie hier te behouden. Dat moet wel in een andere vorm en met oog voor het klimaat. De overheid is daarvoor met de Nederlandse industrie om tafel gegaan om doelen te stellen voor verduurzaming en de transitie naar CO2-neutraliteit in 2050. 

Wat betreft energieverbruik is de totale industrie verantwoordelijk voor 45 procent van al het verbruik in Nederland. De chemische industrie neemt daarvan zo’n 60 procent voor haar rekening.

Kijkend naar de emissie komt een derde van alle CO2-uitstoot van Nederland door de industrie, waarvan weer een derde afkomstig is van de chemische industrie. De sector die het daarna het slechtste doet, is de mobiliteitssector, goed voor 20 procent van de uitstoot. Dat komt wel juist door de chemische producten in die sector: fossiele brandstoffen. 

ARRRA-cluster

De impact van de chemische industrie is dus substantieel, maar voordat we naar de toekomst van deze sector kijken, is het belangrijk de historie hiervan te duiden en hoe deze zo’n groot deel van onze economie geworden is. 

“De chemische industrie in Nederland is al best oud”, weet chemicus Mark Boneschanscher, decaan van de faculteit Chemical Engineering & Chemistry (CE&C) aan de TU/e. Deze is onderdeel van een cluster dat Nederland ruim overstijgt. En wel het ARRRA-cluster: Amsterdam, Rotterdam, Rhein-Ruhr en Antwerpen. Het grootste industriële cluster van Europa. 

Aan 95 procent van wat je om je heen ziet, is iets van chemie te pas gekomen, stelt Nienke Homan, voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). “Denk aan de lak op je tafel, de lamp erboven of het beeldscherm waar je naar kijkt.” 

Gronings gas

“In Nederland wordt vaak gezegd ‘de chemische sector is hier door het goedkope Groningse gas’, maar dat is niet waar; we hadden de chemische industrie al vóór de gasboringen daar”, zegt Boneschanscher. De bedrijven DSM (1902), Shell (1907) en Organon (1923) zijn hier voorbeelden van.

De echte groei van deze bedrijven in de chemie was het gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Nederland realiseerde zich toen pas hoe afhankelijk het was geworden van het buitenland voor de import van kunstmest, staal en basischemicaliën voor bijvoorbeeld explosieven. “Die situatie kent de nodige parallellen met de tijd waarin we nu leven.” 

Bovendien is Nederland strategisch gelegen als toegang tot Europa. Er is een ruime kust, er zijn meerdere havens en er liggen pijpleidingen tot in heel Noordwest-Europa, waarmee het achterland van materialen en grondstoffen kan worden voorzien. 

De cijfers

Nederland is de vierde chemische producent in Europa en de tiende in de wereld. Je vindt zo’n 430 productielocaties van chemische bedrijven in Nederland. De omzet bedraagt circa 87 miljard euro per jaar, waarmee de chemische industrie 2 procent van ons BBP verzorgt. 

Soevereiniteit

Het ARRRA-cluster verzorgt momenteel 40 procent van de Europese chemische goederenbehoefte, weet Boneschanscher. Je kunt dan denken aan basischemie met producten als kunstmest, bouwmaterialen, medicijnen, schoonmaakmiddelen, smeermiddelen en brandstoffen. Maar ook fijnchemie zoals coatings en membranen. “Als je zegt ‘dat hoeven we niet meer hier’, dan maak je je economische positie wel heel kwetsbaar.” 

Waar we ons jarenlang niet druk maakten om geopolitiek gevaar voor Nederland, is dat de afgelopen jaren snel veranderd. Als je voor bepaalde basisbehoeften afhankelijk bent van één land – zoals olie of energie – geeft dat dat land veel macht. In tijden van vrede voelt dat niet erg, maar met de huidige onrust willen mensen zeker zijn dat zij in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Soevereiniteit staat daardoor weer hoog op de agenda.

Homan denkt daarbij ook aan de geopolitieke spanningen en de noodzaak om weerbaar te zijn. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar heel Europa. “De chemische industrie produceert veel voor defensie (Chemie Magazine, september 2025), meer dan je wellicht zou vermoeden. Van het beschermingslaagje op de ramen van gevechtsvliegtuigen tot banden van voertuigen, kogelwerende kleding en composietmaterialen voor drones. Zelfs munitie komt tot stand via chemische processen.”

Groen industriebeleid

Mark Schmets is verantwoordelijk voor het team Duurzame industrie, circulaire economie en internationale samenwerking, bij het ministerie van Klimaat en Groene Groei, met Sophie Hermans (VVD) als demissionair minister. Het ministerie is opgericht in 2024 en verantwoordelijk voor het klimaat-, energie- en industriebeleid. Zo beheert het bijvoorbeeld het Klimaatfonds, een pot van 35 miljard, en voor ruim 2 miljard aan programma’s van het Nationaal Groeifonds op het gebied van schone technologie. 

Vestigingsklimaat

Ondanks de breed gedeelde wens voor meer soevereiniteit in tijden van geopolitieke onzekerheid, klaagt het bedrijfsleven dat het vestigingsklimaat in Nederland achteruit holt door wankelend overheidsbeleid. Het lijstje bedrijven dat de productie in Nederland afschaalt, installaties pauzeert of zelfs fabrieken sluit, wordt steeds langer. Den Haag volgt dit met argusogen. 

Het vertrek van de chemische industrie is al goed zichtbaar in (de haven van) Rotterdam. Bedrijven die omvallen, trekken vaak andere mee, omdat er een hele keten van toeleveranciers is. Grote chemische bedrijven start je niet zomaar weer op. Tegelijkertijd heb je de chemie ook in een circulaire economie hard nodig, merkt Homan op.

Oud-CEO van ASML Peter Wennink is recent aangesteld als adviseur van het volgende kabinet. Hij is tevens voorzitter van de Raad van Toezicht van de TU/e. Wennink sprak meermaals zijn zorgen uit over het afnemende investeringsklimaat in Nederland. 

De voormalig CEO schrijft momenteel een advies hoe het investeringsklimaat in Nederland te verbeteren. Hij wil dat Nederland terugkomt op 1,5 à 3,0 procent economische groei om de verzorgingsstaat ook in de toekomst te kunnen blijven betalen, weet Schmets. 

Afhankelijkheid

Eigenlijk zijn Europese landen zich pas sinds de Russische invasie bewust geworden van hun afhankelijkheden. De duidelijke krimp van de chemische industrie in Nederland werd zichtbaar nadat Rusland Oekraïne aanviel. Plots kwam er veel minder Russisch gas naar Europa.

“De afhankelijkheid van gas uit Rusland is een cruciale fout geweest. Laten we niet weer zo afhankelijk worden van een land of regio”, zegt Homan. “Je ziet dat Scandinavische landen en de Baltische staten hun onafhankelijkheid en weerbaarheid al beter georganiseerd hebben, misschien omdat zij de dreiging daar meer voelen. Maar wij moeten hier ook op acteren, en niet terugkrabbelen als het geopolitiek even weer wat beter gaat.”

Geen toekomst

De chemische industrie zoals die nu is in Nederland, heeft niet veel toekomst meer, denkt Boneschanscher. “De energieprijzen zijn te hoog en we produceren niet efficiënt genoeg. We hebben historisch een sterke basisindustrie, maar die voegt relatief weinig waarde toe per kilogram geproduceerd product.”

Decaan Mark Boneschanscher heeft recent een leerstoel Sustainable chemistry innovations toegewezen gekregen. Hij gaat onderzoek doen naar het verduurzamen van de chemische industrie. Het is een wettelijke vereiste dat een decaan ook hoogleraar is. Daarom moest Boneschanscher ook door een benoemingsprocedure tot hoogleraar om decaan te kunnen worden. 

“Ik wil de brug slaan naar de onderzoeksgroep van Floor Alkemade van Industrial Engineering & Innovation Sciences en dit samen aanpakken. Haar groep heeft veel verstand van technologieadoptie en gedragsverandering.” 

Onze basisindustrie is gericht op aardolie in een oliekraker doen. Kraken is een verzamelnaam voor scheikundige technieken om van aardolie grondstoffen voor bijvoorbeeld plastics te maken. Daarnaast zetten we aardgas bij hoge temperatuur om in waterstof, voor de productie van kunstmest. “Het zijn bulkgoederen die zorgen voor relatief hoge CO2-uitstoot en die weinig toegevoegde waarde hebben”, weet Boneschanscher. “Dat heeft hier economisch geen toekomst en het roept ook ethische vragen op.” 

En die ethische vragen zijn steeds nadrukkelijker aanwezig in het debat over de chemische industrie en leiden ook tot protesten, zoals bij Tata Steel en Shell. Tegelijk kun je je ook afvragen of het ethisch is hier de vervuilende industrie op te doeken om vervolgens producten te importeren: de vervuiling verplaatst zich dan alleen. 

Elektrificatie

Een deel van de energie die de industrie gebruikt, gaat verloren bij omzetting en transport. Je raakt energie kwijt bij omzetting van energie van de ene vorm in de andere, bijvoorbeeld als je gasturbines gebruikt om elektriciteit te maken of als je elektriciteit gebruikt om waterstof te maken. “Daar moeten we efficiënter mee omgaan, bijvoorbeeld door inzet van restwarmte of door inzet van hogetemperatuurwarmtepompen”, vindt Boneschanscher. 

Het is ook een belangrijk argument voor verdere elektrificatie van de industrie: als je bij het opwekken al elektrisch werkt, hoef je die energie alvast niet meer om te zetten. “China gaat veel sneller wat betreft elektrificatie dan Nederland, ook al zouden mensen dat misschien niet verwachten. Hun motivatie is vooral de smog in de grote steden, die de leefbaarheid ernstig bedreigt”, weet Boneschanscher. 

Made in Europe

Als we op dit moment op onszelf aangewezen raken voor de productie van goederen waar de chemische industrie aan te pas komt, hebben we een probleem. China heeft momenteel 90 procent van de productiecapaciteit voor de batterijenmarkt en 60 procent van de productiecapaciteit voor de windturbinemarkt in handen. 

“En nadat wij ons eerder afhankelijk hadden gemaakt van Russisch gas, importeren we inmiddels 26 procent van ons gas uit de VS”, weet Boneschanscher. De gebondenheid verplaatst zich. 

“Op het gebied van de energietransitie zijn we dus zeker niet soeverein.” Maar is het wel mogelijk en wenselijk voor elk land om soeverein te zijn? En wat zullen de maatschappelijke kosten daarvan zijn?

Schmets vindt dat we niet alles zelf moeten produceren. “Het is de vraag of Europa volledig autonoom kan worden, maar de afhankelijkheden zijn nu wel erg groot.” De kritieke infrastructuur moeten we zelf in de hand houden, vindt hij. Dan kun je denken aan waterzuivering en energie-installaties. 

Homan is voorstander van ‘Made in Europe’: producten hier duurzaam maken en verkopen. “Het is essentieel dat de chemie in Europa blijft. We zijn het aan onszelf verplicht om niet afhankelijk te worden van import.  Voor de energietransitie, medicijnen, en zelfs voor het zuiveren van drinkwater heb je chemie nodig, dat vergeten veel mensen”, stelt Homan.  

Overheidsbeleid

Ons land was van oudsher interessant voor de chemische industrie. Naast de goede verbindingen via lucht, water en land, was er ook lang stabiel overheidsbeleid. “Dat is de afgelopen jaren minder geworden en dat heeft impact op de industrie”, weet Boneschanscher.

Hij illustreert zijn punt aan de hand van een investeringsvoorbeeld: “Als een bedrijf een stoomkraker wil bouwen die 1,5 miljard euro kost en mag worden afgeschreven in 50 jaar, dan gaat niemand die investering doen als je geen garanties krijgt en het beleid niet stabiel is. De kans dat de afschrijvingstermijn wijzigt binnen die tijd is aanzienlijk en daarmee is het financiële risico te groot.” 

Mark Schmets snapt wat Boneschanscher bedoelt, en stelt dat stabiliteit van overheidsbeleid een deel van het antwoord is. “Onvoldoende vraag naar groene en circulaire producten in de EU is een andere belangrijke showstopper voor investeringen. En niet te vergeten de energieprijzen, stikstof en netcongestie die productie moeilijk maken.”

“Klimaatverandering is een wereldwijd probleem en dit moet dan ook op Europees en mondiaal niveau worden aangepakt”, denkt Schmets. Begin dit jaar is de Clean Industrial Deal aangekondigd door de Europese Commissie, een stappenplan van de EU om op industrieel niveau onafhankelijk genoeg te blijven, maar ook te vergroenen. 

“We staan voor een megatransformatie van de chemische industrie” weet Homan. “Sinds ik voor de industrie werk, zie ik pas dat dit echt de grote verbouwing van Nederland is. Nog groter dan alle huizen van het gas af. Het gaat niet alleen om de productieprocessen en materialen aanpassen, maar ook om gedrag van consumenten veranderen.” Mensen moeten bereid worden om de duurzamere, vaak wat duurdere producten te kopen. Als dat massaal gebeurt, worden ze goedkoper.

Gevolgen frackinggas

Enerzijds is er de achteruitgang van de chemische industrie in Europa, zowel door afname van een goed vestigingsklimaat als door het type industrie dat niet meer goed bij Nederland past. Anderzijds hebben we nu te maken met schadelijke gevolgen door keuzes uit het verleden. Vaak juist met de intentie om iets goeds te doen, zoals bij de boycot van Russisch gas. Men hoopte een signaal af te geven dat een soeverein land binnenvallen niet kan. Toch bleken de gevolgen verstrekkend, zowel geografisch als qua impact. 

“Toen we stopten met het importeren van Russisch gas, bleef de behoefte aan gas natuurlijk wel”, weet Boneschanscher. “Daarom gingen we frackinggas uit de VS importeren.” Dat wordt geproduceerd door met hoge druk water en chemicaliën in de grond te spuiten om het gas los te krijgen, met enorme milieuschade tot gevolg. 

“Europa vond dit altijd slecht en wilde dit niet hebben, al ging dit type gas wel naar het mondiale zuiden. Maar toen was er opeens zoveel behoefte aan gas en was de EU wel bereid dit frackinggas te kopen en er zelfs meer voor te betalen dan de landen in het mondiale zuiden. Gevolg: de contracten met staten op het zuidelijk halfrond werden verbroken (een boete betalen is goedkoper dan leveren aan lagere tarieven) en het gas ging via schepen naar de EU.”

Een van de bijproducten van frackinggas is ethaan. En ethaan is dan weer een belangrijke grondstof voor ethyleen waar plastic van wordt gemaakt. Door de keus voor frackinggas  werd het indirect goedkoper om nieuw plastic te maken, dan om plastic te recyclen. Dit was bijvoorbeeld een van de oorzaken achter het faillissement van de TU/e-spin-off Ioniqa. De negatieve impact van dit snel gewijzigde beleid werd dus op meerdere gebieden zichtbaar. 

“De markten voor producten uit de chemische industrie zijn wereldwijd verbonden, dus je kunt de problemen die de markt geeft niet in je eentje oplossen”, zegt Boneschanscher over de ambitie over het afschalen van de chemische industrie. Het is echter ook geen optie om pas te starten als wereldwijd alle spelers op één lijn zitten.

Fossiele subsidies

Als we die nieuwe duurzame wereld willen én weten dat er investeringen voor nodig zijn, waarom schaffen we de fossiele subsidies dan niet af? Die stap zou de fossiele industrie verzwakken en de besparing kan tegelijkertijd gebruikt worden om de duurzame businesscase te realiseren. 

Schmets denkt dat het niet zo simpel is. “Fossiele subsidies is een containerbegrip voor uiteenlopende fiscale prikkels die bijdragen aan het vestigingsklimaat in Nederland. En iedere EU-lidstaat heeft een vorm van wat we in Nederland fossiele subsidies zijn gaan noemen.” 

Tornen aan het vestigingsklimaat is juist iets wat Schmets liever niet doet. “Dit staat momenteel in Nederland al erg onder druk. De concurrentie met buurlanden wordt dan een groter probleem. Je moet op Europees niveau acteren om zowel het vestigingsklimaat te verbeteren als te verduurzamen.” 

Daarnaast wil je voorkomen dat we hier ons straatje schoonvegen, maar een ander land onze uitstoot erbij neemt. Boneschanscher erkent dat risico. “Voor global warming maakt het niet uit waar de CO2 uitgestoten wordt.” Toch heeft hij een kleine kanttekening. “Als het elders efficiënter kan op basis van duurzame energie, omdat die daar goedkoper is – en het proces dus minder uitstoot – is het wél interessant voor de wereld als geheel.”

Brainport-aanpak

“We zitten midden in een klimaatcrisis, een grondstoffencrisis én een geopolitieke crisis”, zegt Homan. “De tijd om actie te ondernemen is nu”, schetst ze de urgentie. Boneschanscher denkt dat een Brainport-aanpak ook voor de chemische industrie kan werken. Samenkomen met industrie, kennisinstellingen en de overheid en het niet aan de vrije markt overlaten.” Homan en Schmets zien daar ook wel wat in.

Nu heeft Nederland vooral bulkchemie, zoals productie van plastics. Boneschanscher vindt dat de kansen voor een duurzamere chemische sector liggen in de ‘fijnchemie’, ook wel downstreamchemie genoemd. “Deze gespecialiseerde en kennisintensieve chemie biedt veel meer marge per product, waardoor die beter past bij een land met hoge energieprijzen als Nederland.” 

Voorbeelden van zulke producten zijn medicijnen, zelfhelende coatings, pfas-vrije membranen voor elektrochemie of semicon coatings die in de machines van ASML kunnen. “Maar je kunt niet alleen de aaibare industrie zoals ASML behouden”, vindt Homan. “Je hebt de chemische industrie nodig in de toeleveringsketen naar tal van sectoren, zoals hightech, energie, gezondheid en voeding.” 

Naast de fijnchemie denkt Boneschanscher ook aan modulair schaalbare technologie als toekomstoptie. Daarmee kun je capaciteit eenvoudig aanpassen door modules toe te voegen of weg te nemen. “Elektrolyzers of batterijen zijn interessante voorbeelden. Dan combineren we de chemische industrie met de maakindustrie.” Een elektrolyzer is een apparaat dat elektriciteit gebruikt om water (H₂O) te splitsen in zijn componenten: waterstof (H₂) en zuurstof (O₂) door middel van elektrolyse. Dit proces creëert een CO₂-vrije manier om waterstof te produceren dat kan worden gebruikt voor hernieuwbare elektriciteit.

Boneschanscher ziet in hernieuwbare energie ook oplossingen voor netcongestie. “Bijvoorbeeld boeren die lokaal hun eigen kunstmest maken met de stroom van de zonnepanelen op hun land. Daarmee zijn ze niet afhankelijk van het elektriciteitsnet, noch van de import van kunstmest.”

2040

De chemische industrie zal in de toekomst volgens de geïnterviewden dus nog bestaan, maar in een andere vorm. “In 2040 hebben we circulaire productieketens”, verwacht Homan. “Dan gebruiken we vooral grondstoffen van natuurlijke oorsprong en is safe and sustainable by design – een ontwerpmethode waarbij duurzaamheid al vanaf het begin is geïntegreerd in het ontwerp en de productlevenscyclus – de standaard. 

“Investeringen, vanuit zowel overheid als bedrijfsleven, zijn nodig voor deze duurzame toekomst”, stelt Homan. Boneschanscher ziet dat de overheid het spannend vindt om actief te gaan sturen in deze markt. Schmets heeft wel vertrouwen in de uitgestippelde koers voor het nieuwe kabinet. 

“Er is nieuw industriebeleid met focus, er komt in december een sturend advies van Peter Wennink waarin de chemie zeker aan de orde komt, en de prioriteiten van Nederland richting Europa zijn helder. Het komt nu wel aan op snel doorpakken en uitvoeren, want de wereld om ons heen zit niet stil.”

Deel dit artikel