Oud-medewerkers NatLab: gedachtegoed Holst blijft actueel

Alles was mogelijk in het NatLab: het Philips Natuurkundig Laboratorium in Eindhoven. Onderzoekers kregen er de vrije hand en allerlei disciplines werkten met elkaar samen. Aan de basis daarvan lag het gedachtegoed van eerste directeur Gilles Holst, dat volgens drie oud-medewerkers Maarten Steinbuch, Ingrid Heynderickx en Clément Goossens nog steeds actueel is.

door
foto Bart van Overbeeke / Angeline Swinkels

Zo ongeveer elke keer dat hij een presentatie geeft, komt er bij hoogleraar Maarten Steinbuch (rechts op de hoofdfoto) een slide voorbij met de Tien Geboden van Holst. “Neem nou nummer drie”, laat hij zien: “Geef medewerkers veel vrijheid en ervaar hun eigenaardigheden. Briljant.” Je zou het misschien niet verwachten bij een onderzoekslaboratorium van een bedrijf, maar binnen het NatLab kregen onderzoekers veel ruimte voor creativiteit, zo herinnert ook hoogleraar Ingrid Heynderickx zich. “Het was een soort van vrijplaats volgens de regels van Holst. Laat mensen vooral hun eigen ding doen. Geef ruimte, dan komen de briljante ideeën vanzelf.”

Het werkte, want vanuit het onderzoekslab kwam de ene na de andere technologie, die vervolgens in de productielijnen het grote publiek bereikte, zoals de CD en flatscreens. Ook was het lab de kraamkamer van ASML en NXP. “In die hele periode vanaf het ontstaan van NatLab tot en met de jaren ’90 vertaalde alle technologische kennis die uitgevonden werd zich wel in een mooi product”, vertelt Clément Goossens, die jarenlang als projectcoördinator bij NatLab werkte en nu verantwoordelijk is voor Public Affairs & Community Engagement aan de TU/e. “Dus ze hadden echt zoiets van: doe vooral vrij onderzoek.” 

Theoretisch onderzoek

Het was in zijn NatLab-tijd, dat Steinbuch naar eigen zeggen zijn meest theoretische publicaties schreef. En zo vrij als binnen Philips heeft Heynderickx zich daarna nooit meer gevoeld, zelfs niet aan de universiteit. “Op de universiteit is er ruimte voor vrij onderzoek, maar ook hier zie je dat subsidies en impact-eisen sturing geven.” Voor een deel krijgt de universiteit van de overheid wel ruimte voor vrij onderzoek, maar dat is volgens Goossens minder dan het ooit geweest is. “Kijk naar onze tweede geldstroom: daar zit vaak een valorisatieparagraaf vast aan het geld dat je bij de NWO aanvraagt.” Hij denkt dat kennis, puur voor de kennis, tegenwoordig moeilijker te financieren is dan in het verleden. “Dat vind ik jammer.”  Binnen NatLab zelf kwam daar in de loop der jaren echter ook steeds minder ruimte voor, zag Heynderickx, omdat alles van Philips steeds meer een relatie met een product of business moest hebben.

Een andere reden dat er binnen het NatLab steeds minder vrij onderzoek werd gedaan, was volgens Goossens dat het steeds moeilijker werd om radicaal te innoveren. “Systemen worden steeds complexer. Kijk naar de machines van ASML: je komt steeds meer terecht in incrementele innovatie: kleine stapjes op bestaande toepassingen.” Er is nog wel een centraal Philips Innovation Centre, maar het NatLab, dat is volgens Steinbuch definitief verleden tijd. Met de teloorgang van de industriële research labs is het volgens hem nu aan de universiteit om het ‘lange termijn geweten’ te zijn van de industrie én van de maatschappij. 

Over de grenzen heen

De divisies die er in de NatLab-tijd binnen Philips waren, bestaan ook niet meer. In ieder geval niet in die vorm, vertelt Goossens. “Het zijn losse bedrijven geworden. En nu werkt de universiteit juist weer samen met die bedrijven. Eigenlijk gebeurt dat op een vergelijkbare manier als bij het NatLab: bij projecten met de industrie komen mensen van verschillende disciplines binnen de TU/e elkaar tegen.” Het is nog zo’n gebod van Holst dat veel ter sprake komt bij de oud-medewerkers: multidisciplinair werken:  “Deel een laboratorium niet in naar verschillende disciplines, maar vorm multidisciplinaire teams.. Dat schreef hij honderd jaar geleden hè!”, aldus Steinbuch.

Het is iets dat Heynderickx zelf in haar tijd als decaan bij Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS) heeft proberen te stimuleren. “Ik heb toen heel bewust vier thema’s gedefinieerd voor de hele faculteit, grotere onderzoeksthema’s. Die thema’s waren bedoeld als multidisciplinaire kernen.” Dat betekende niet dat iedereen binnen de faculteit daaraan moest meedoen, benadrukt ze. Want als je goed multidisciplinair met elkaar wil samenwerken, heb je óók mensen nodig met diepere kennis in hun vakgebied. 

Op de universiteit wordt er volgens Steinbuch binnen de instituten en studententeams al over de disciplines heen samengewerkt. Maar met het concept van de vierde generatie universiteit dat hij aan de TU/e introduceerde hoopt hij ook een duit in het zakje te doen. “Dat houdt in: multidisciplinair samenwerken, over de groepsgrenzen heen, open innovatie en de buitenwereld naar binnen halen. Dat deden we ook bij Philips.” De universiteit zou daarbij volgens hem naar relevante maatschappelijke problemen moeten kijken, zoals de toekomst van water, stikstof, klimaatadaptiviteit, laaggeletterdheid en langdurige zorg. 

Triple Helix

Volgens Goossens zijn de deuren bij de TU/e hiervoor steeds meer opengegaan. “De universiteit beweegt richting meer impact maken en samenwerken met de buitenwereld, met name met bedrijven.” De TU/e is volgens hem een van de beste universiteiten ter wereld als het gaat om samenwerken met de industrie. En ook Brainport speelt daar een belangrijke rol in. “Het vormgeven van wat we de triple helix samenwerking noemen – tussen de universiteit, de overheid en de industrie – en het operationaliseren ervan, dat is denk ik voor een belangrijk gedeelte door Philips-mensen gebeurd.”

Dankzij het NatLab ontstond er een enorm netwerk aan medewerkers. Eerst binnen Philips zelf, omdat het lab jonge promovendi binnenhaalde en die binnen enkele jaren door liet stromen naar productielijnen. Het was volgens Steinbuch een bewuste strategie, die hij zelf later binnen de universiteit ook toepaste. “Daarom heb ik nu niet – zoals bijvoorbeeld Bert Meijer – hoogleraren overal ter wereld die uit mijn koker zijn gekomen. Bij mij werken ze vrijwel allemaal in het bedrijfsleven, want ik heb ze allemaal zitten stimuleren: ga lekker naar buiten.” Hij heeft nu wel veel contacten in de industrie. 

Later waaierden mensen van Philips, onder andere vanuit het Natlab, uit over de regio. Ze werken aan de universiteit, bij Brainport, ASML en andere techbedrijven. Samen vormen ze nog steeds een enorm netwerk van mensen die allemaal dezelfde ‘taal’ spreken. Een geheim Philips-genootschap bestaat volgens de oud-medewerkers niet. Maar er is volgens Steinbuch wel een bepaald soort verstandhouding onder NatLabbers als ze elkaar tegenkomen. “Als je daar hebt gewerkt: dat vergeet je nooit meer.”

Op donderdag 21 november is de jaarlijkse Holst Memorial Lecture, met dit jaar als thema Quantum Sensing. Na verschillende presentaties over dat thema, sluit natuurkundige Jörg Wrachtrup af met de Holst Lecture en ontvangt daarvoor een speciale prijs. 

Deel dit artikel