Hoogbegaafd, maar gefrustreerd: onderwijs dat niet past

Hoogbegaafde studenten leren en denken anders, en hebben daardoor soms moeite om te presteren zoals het onderwijssysteem dat van hen verwacht. Tijdens een bijeenkomst, georganiseerd door de Academy for Learning and Teaching (ALT), benadrukte hoogleraar Electrical Engineering Guus Pemen dat het cruciaal is dat docenten en begeleiders dit signaleren en rekening houden met hun unieke behoeften.

door
foto PeopleImages / iStock

“You’re just smart, right?” Onder deze prikkelende titel organiseerde ALT op dinsdagmiddag een interactieve sessie over de uitdagingen van hoogbegaafde studenten. De sessie had als doel meer bewustzijn te creëren over wat deze groep kenmerkt en wat zij nodig heeft om te kunnen floreren in het hoger onderwijs.

Pemen trapt af met een uitleg over hoogbegaafdheid. Hij vraagt het publiek hoeveel op de honderd mensen volgens hen ADHD hebben, en hoeveel er een autismespectrumstoornis hebben. De laatste vraag gaat – zoals verwacht – over het aantal hoogbegaafde studenten. Hoewel de percentages vergelijkbaar zijn (tussen de 1,5 en 2,5 procent), is er – in tegenstelling tot mensen met autisme of ADHD – nog nauwelijks aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs.

“Terwijl het een significante groep is”, benadrukt Pemen. Op de TU/e zouden de aantallen zelfs oplopen tot 10 à 15 procent van de studenten. Hoogbegaafdheid, net als autisme en ADHD, valt onder de noemer neurodivergentie – een verzamelterm voor mensen van wie het brein anders functioneert dan het ‘neurotypische’ gemiddelde, wat invloed kan hebben op hoe zij leren, denken en zich ontwikkelen.

Intelligent, creatief en leergierig

Pemen legt uit dat hoogbegaafdheid verband houdt met hoge intelligentie, maar dat de twee niet helemaal hetzelfde zijn. “Hoogbegaafd zijn betekent over het algemeen een IQ boven de 130. Boven de 145 spreken we van uitzonderlijk hoogbegaafden.”

Ze zijn sterk autonoom, nieuwsgierig, leren snel en denken out of the box

Guus Pemen
Hoogleraar Electrical Engineering

Maar een hoge intelligentie is niet het enige kenmerk. Andere criteria zijn een uitzonderlijke leergierigheid – vooral voor onderwerpen waarin ze geïnteresseerd zijn – en een grote mate van creativiteit. “Ze zijn sterk autonoom, nieuwsgierig, leren snel en denken out of the box”, benadrukt hij.

Keerzijde

Maar hoogbegaafdheid heeft ook een keerzijde, veelal doordat het onderwijssysteem weinig is toegesneden op hun specifieke leerbehoeften. Hoogbegaafde studenten leren vaak top-down: ze moeten eerst het grotere geheel zien voordat ze zich op de details kunnen richten. Ook hebben ze een sterke behoefte om zaken grondig te begrijpen en zijn ze slecht in uit het hoofd leren van informatie zonder de onderliggende verbanden te zien.

Het gebrek aan kennis over hoogbegaafdheid in het onderwijs zorgt ervoor dat deze studenten vaak onderpresteren en hun potentieel niet volledig benutten. Ze raken gemakkelijk gefrustreerd, gaan spijbelen, halen slechte cijfers en vallen soms uit. “Er zijn geen harde cijfers, maar ik schat dat een derde van de hoogbegaafde studenten uitvalt”, zegt Pemen. “Niet omdat ze niet kunnen leren, maar omdat ze ánders leren. Een van mijn studenten bij Electrical Engineering worstelt met de bachelor, terwijl hij eigenlijk al klaar is voor een PhD. De master kan hij in principe gewoon overslaan.”

Hoe kunnen we de situatie voor deze groep studenten verbeteren? Volgens Pemen is de eerste belangrijke stap om deze studenten snel op de radar te krijgen. Daarna moet de aanpak worden afgestemd op hun specifieke behoeften. Studieadviseurs en examencommissies spelen hierin een cruciale rol. “Zij moeten de kennis hebben om deze groep goed te kunnen ondersteunen”, benadrukt hij.

Stereotypen en misvattingen

Daarna nemen Jesse van Meer en Mara Gianotten het woord, de oprichters van Stichting Donatues voor neurodivergente en hoogbegaafde mensen. Ze beginnen met het ontkrachten van een aantal stereotypen en misvattingen. “Hoogbegaafd zijn betekent niet dat je alles weet of altijd slim bent. Het omvat veel meer dan dat”, legt Van Meer uit. 

Hij wijst ook op het hoge percentage drop-outs en het feit dat deze studenten vaak een onderwijstype volgen dat onder hun niveau ligt. “Als vwo niet lukt, worden ze soms naar havo gestuurd, maar daar raken ze alleen verder gedemotiveerd, waardoor ze uiteindelijk op het vmbo terechtkomen”, zegt hij. “Terwijl ze met een andere aanpak het vwo prima hadden kunnen halen”, legt hij uit. En zelfs wanneer ze hun diploma halen, durven ze zich soms niet in te schrijven voor een universitaire studie. “Ze zijn vaak al getraumatiseerd door hun middelbareschoolervaring en weten niet waarom het op de universiteit beter zou moeten zijn.”

Kennis versus verwachting

Een van de grootste struikelblokken voor hoogbegaafde studenten zijn tentamens. Hoeveel kennis ze ook hebben, vaak lukt het hen niet om de antwoorden te geven op de manier die het examen vereist. Om de ervaring van hoogbegaafde studenten invoelbaar te maken, presenteren Van Meer en Gianotten een aantal typische tentamenvragen.

De eerste is een multiplechoicevraag met de opties a, b, c en d, waarbij d ‘alle bovenstaande’ is. Gianotten legt uit dat dit bij hoogbegaafde studenten voor veel verwarring zorgt, zeker wanneer de instructies aangeven dat steeds slechts één antwoord juist is. “Technisch gezien zijn alle antwoorden juist. Zo kunnen ze willekeurig antwoorden aankruisen, in discussie gaan met de docent of er helemaal op vastlopen. Dat kost onnodig veel tijd en energie.”

“Maar iedereen snapt toch wat de docent bedoelt?” klinkt het vanuit de zaal. Gianotten reageert: “Juist daar zit het probleem. Het gaat niet alleen om kennis, maar om het begrijpen van de verwachting van de docent. Neurodivergente studenten kunnen daar moeite mee hebben, ook al is hun kennis groter dan gemiddeld.”

Zelfs wanneer studenten hiermee leren omgaan, blijft de vraag: testen we hun kennis of alleen hun vermogen om te doen wat er van hen wordt verwacht?

Hulp

Van Meer sluit de sessie af met een oproep aan docenten: “Luister naar je studenten en sta open voor nieuwe perspectieven.” Docenten hebben veel studenten om zich heen, en het is niet realistisch om voor elke situatie een kant-en-klare oplossing te hebben – daar is hij zich volledig van bewust. “Daarom hebben we Donatues opgericht. We zijn er voor iedereen die vragen heeft over neurodivergentie. Aarzel niet om hulp te vragen.”

Volgens Van Meer begint het met een open blik en aandacht voor deze problematiek. “If there is a will, there is a way”, besluit hij.

Heb je een vraag over neurodivergentie? Neem contact op met Stichting Donatues via contact@donatues.com of ga voor meer informatie naar www.donatues.com 

Deel dit artikel