Als een tweede huid
State-of-the-art elektronica, geïntegreerd in een oprekbaar materiaal, dat je als een soort elektronische huid kunt aanbrengen rondom hart, hersenen en zenuwbanen, of als een kunstmatig netvlies op de oogbol. Daarmee worden allerlei futuristische medische toepassingen mogelijk, hoopt dr.ir. Johan Hoefnagels. Hij kreeg afgelopen maand een Vidi-subsidie om die droom waar te maken.
De ontwikkelingen in de halfgeleiderindustrie leiden tot steeds kleinere, snellere en geavanceerdere elektronica. Nadeel van deze siliciumchips is echter dat ze zijn aangebracht op harde, nauwelijks buigzame printplaten. Dat is een van de redenen dat er hard gewerkt wordt aan flexibele, plastic elektronica - een ontwikkeling die oprolbare beeldschermen mogelijk moet maken.
Flexibel is echter niet hetzelfde als oprekbaar, zegt Johan Hoefnagels. “Kijk maar naar dit vel papier. Ik kan het prima oprollen, maar niet in meerdere richtingen tegelijk vervormen. Papier is wel flexibel, maar niet oprekbaar, zoals rubber.” Alleen met oprekbare materialen kun je goed oppervlakken bekleden die in verschillende richtingen gekromd zijn, zoals een (oog)bol of onregelmatige vormen zoals een hart of andere organen. Bovendien kan oprekbare elektronica naadloos meebewegen met vervormingen zoals het kloppen van een hart.
De mogelijkheden van oprekbare elektronica zijn eindeloos, denkt Hoefnagels, vooral in de biomedische hoek. “Je kunt het zo gek niet bedenken. Een oprekbare, elektronische huid zou je bijvoorbeeld om een hart heen kunnen trekken. Op die manier kun je een pacemaker maken, of het hart zelfs therapeutisch trainen. Ook kun je de hersenen wellicht bekleden met een elektronische huid. Men denkt dat je zo epileptische aanvallen kunt voorspellen en zelfs voorkomen. Of je zou er zenuwen mee kunnen omwikkelen en aansluiten op een bionische armprothese.”
Gelukkig zijn de werkzame componenten van siliciumchips inmiddels zo klein, niet groter dan tientallen micrometers, dat ze moeiteloos kunnen meebewegen met de vervormingen van een rubber printplaat. Hierdoor komen de starre stukjes elektronica echter wel verder uit elkaar te zitten. En daar zit volgens Hoefnagels het probleem: “Dat betekent dat de elektrische verbindingen tussen die componenten extra moeten oprekken om de starheid van de siliciumchips te compenseren. En omdat er slechts weinig ruimte beschikbaar is voor deze verbindingen, betekent dit dat die extreem oprekbaar moeten zijn.”
Die oprekbaarheid valt te bewerkstelligen door de draden te laten ‘meanderen’ als een kronkelige rivier. Het materiaal van de bedrading -bijvoorbeeld koper- is nauwelijks rekbaar. Maar als de draad dun genoeg is, is hij wel flexibel. Door de structuur gedraagt de bedrading zich dan als een soort springveer. Als je het geheel te ver oprekt, meer dan vijftig procent van de oorspronkelijke lengte, komt de bedrading los van de rubberen ondergrond. Om een vlak device als een ballon op te blazen tot een bolvorm, zoals Hoefnagels zou willen, moet de bedrading tot wel vijfhonderd procent oprekbaar zijn.
Om dat probleem aan te pakken, kreeg Hoefnagels -opgeleid aan de TU/e-faculteit Technische Natuurkunde en na een uitstapje naar het buitenland neergestreken bij Werktuigbouwkunde- eerder al een Veni-subsidie. “In mijn Vidi-onderzoek wil ik micro-elektronica integreren voor oprekbare toepassingen op heel kleine schaal, maar de Veni draaide om grotere structuren. Dan moet je denken aan een oprekbare druksensor-array voor in autostoelen, om automatisch de juiste tegendruk te kunnen geven. Of toepassing op vliegtuigvleugels, om te zien waar beschadigingen ontstaan.”
Zoals gezegd bleken deze oprekbare structuren kapot te gaan bij de aanhechting met de rubberen ondergrond. “Tijdens mijn Veni-onderzoek bleek dat het gunstig kan zijn om een soort semi-elastische bufferlaag tussen het rubber en de elektronica aan te brengen. Maar ik bedacht dat het misschien nog veel beter zou werken als je de bedrading zo veel mogelijk los houdt van de ondergrond.” Hoefnagels’ intentie is om de bedrading als het ware op te hangen aan minuscule paaltjes die uit het rubber omhoog steken, een beetje als elektriciteitskabels aan hoogspanningsmasten. “Die oplossing vormt de kern van mijn Vidi-voorstel.”
Hoefnagels zal nauw samenwerken met Ronald Dekker, onderzoeker bij Philips en deeltijdhoogleraar aan de TU Delft. Dekker ontwikkelde bij Philips een ultrasounddetector van enkele millimeters groot, bedoeld voor kijkoperaties (zie afbeelding). Die detector zal volgens Hoefnagels dienst doen als zogeheten ‘demonstrator’ voor het Vidi-project. “Momenteel is de ultrasounddetector gemaakt met flexibele elektronica, aangebracht op een rigide behuizing. Het idee is om die elektronica oprekbaar te maken, zodat je het detectorvlak op kunt blazen tot bijna een bol. Dan kun je er gelijktijdig in alle richtingen mee kijken.”
Een van de grote voordelen is dat je de detector in niet-opgeblazen staat kunt inbrengen via een klein sneetje in de huid. Pas als de detector bijvoorbeeld via een ader vlak bij het orgaan is gebracht dat de arts wil bekijken, kun je de 3D-optie activeren door het membraan met de detectorchips op te blazen tot een bolvorm. “Als eerste stap zou je met deze detector al via de slokdarm achter het hart kunnen kijken. Dan hoef je zelfs helemaal niet te opereren.”
Om dat mogelijk te maken, wil Hoefnagels de vele tientallen microchips waaruit de ultrageluiddetector is opgebouwd met elkaar verbinden via heel dunne, kronkelende draadjes van heel zuiver koper, niet dikker dan een honderdtal nanometers. “Bij die afmetingen zou de draad ongeveer de juiste mechanische eigenschappen moeten hebben”, licht hij toe. Microfabricage van dit soort kleine structuren is alleen mogelijk met lithografische technieken in een plat vlak. De bedrading wordt echter zo ontworpen dat hij bij het oprekken uit het vlak zal bewegen.
De kunst is om de siliciumondergrond te verwijderen en de microchips met bedrading over te brengen op een rubberen ondergrond, inclusief de pilaartjes voor de bedrading. Bij deze stap zal Ronald Dekker van Philips nauw betrokken zijn, vertelt Hoefnagels. “Philips levert een belangrijke bijdrage aan het project; we mogen ook voor bijna twee ton gebruikmaken van hun cleanroom. Dat komt bovenop de acht ton van NWO.” De geplande werkwijze is internationaal uniek, denkt hij. De concurrentie richt zich volgens hem vooral op grotere structuren. “Er is in Amerika wel een groep die ongeveer hetzelfde doet als wij, maar die werken al vanaf de eerste fabricagestap op rubber en daar kleven veel nadelen aan.”
Met de Vidi kan Hoefnagels een promovendus aanstellen die de rekbaarheid van de bedrading mechanisch moet testen. Dat is een zeer specialistisch werkje, aangezien de draden zo dun zijn dat je ze zelfs met een lichtmicroscoop niet kunt zien. Binnen Hoefnagels’ vakgroep Mechanics of Materials is daarom een speciale ultragevoelige nanotrekbank ontwikkeld, waarmee onder de elektronenmicroscoop gemeten kan worden. Een andere promovendus zal de metingen op de computer simuleren. In de eindfase van het vijfjarige project wordt nog een postdoc aangenomen die de oprekbare elektronica daadwerkelijk moet inpassen in de ultrasounddetector.
Zelf zal Hoefnagels, expert op het gebied van materiaalmechanica, vooral fungeren als de spin in het web, die de verschillende onderdelen van het project met elkaar moet verbinden. Dat moet leiden tot een uniek product, met zoals gezegd talloze potentiële toepassingen. Als een soort afscheidsboodschap noemt hij er aan het eind van het gesprek nog een paar. “Bijvoorbeeld een elektronische huid vol sensoren voor druk, temperatuur, nabijheid, rek, en dergelijke, om robots een stuk handiger te maken. En met een oprekbare CCD-detector kun je een kunstmatig netvlies maken dat je kunt aanbrengen op de oogbol. Dat heeft ook niet-medische toepassingen. Voor hoogwaardige camera’s heb je dure lenzen nodig die corrigeren voor zogeheten lensfouten. In je oog is dat niet nodig, omdat je netvlies geen plat vlak is, maar deel van een bol. Met een gekromde CCD van oprekbare elektronica zou je dus heel makkelijk veel betere camera’s kunnen maken voor mobiele telefoons.”


Discussie