TU/e zet vraagtekens bij rapport Rathenau

Volgens het Rathenau Instituut moeten universiteiten zo veel geld aan onderzoek besteden dat er steeds minder geld voor onderwijs overblijft. Voor elke extra euro die de universiteiten ontvangen betalen ze aanvullend 74 cent uit hun eigen vermogen voor andere kosten dan personeelskosten, berekende het instituut. De TU/e kent een enorme matchingsdruk, maar besteedt niet minder geld aan onderwijs.

Wanneer universiteiten onderzoek doen in opdracht van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Europese regering, gezondheidsfondsen of non-profitorganisaties, wordt daar voor betaald. Maar alleen personeelskosten zijn er mee gedekt. Laboratoria, apparatuur en materialen komen voor rekening van de universiteit. Dit bij elkaar passen van subsidie en eigen geld wordt matching genoemd.

Renee Westenbrink, Head Research Policy aan de TU/e, herkent een deel van het probleem dat Rathenau gisteren naar buiten bracht. Door de matchingsproblematiek is het lastig om middelen vrij te maken voor fundamenteel onderzoek maar dat er minder geld naar onderwijs gaat bestrijdt hij.

“De matchingsproblematiek is in vergelijking met andere universiteiten het sterkst aanwezig bij de TU/e en zorgt ervoor dat we moeilijk zelf vrij onderzoek kunnen financieren. Tegelijkertijd besteden we niet minder tijd, dus geld, aan onderwijs. Dat doen we juist meer en dat is vooral vanwege de gestegen studentenaantallen.”

Foute conclusie

Westenbrink benadrukt dat het technisch onmogelijk is om de bestedingen aan onderwijs en onderzoek te scheiden. “Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik ben van mening dat het Rathenau instituut dit op een zeer kunstmatige en arbitraire manier wel probeert te doen. Die methode rechtvaardigt de conclusie absoluut niet”.

De matchingsdruk aan de TU/e is hoog. “Uit onderzoek van adviesbureau EY in 2014 bleek dat de TU/e een matchingsbehoefte had van 91 procent. Dat betekent dat 91 procent van de rijksbijdrage voor onderzoek wordt ingezet om het onderzoek dat gefinancierd wordt met subsidies van de publieke onderzoekfinanciers, mogelijk te maken. Voor 2017 is dit nog niet uitgerekend, maar de situatie is nagenoeg ongewijzigd.”

De universiteiten pleiten er vaak voor om meer kosten subsidiabel te maken, zodat er meer ruimte komt voor ongebonden onderzoek. Volgens de beleidsadviseur doen de financiers in Brussel, bij NWO en bij andere organisaties dat niet graag. “Meer subsidie per project betekent minder projecten. Dat is ook voor onderzoekers zelf niet gewenst. Zo’n beweging kan dus alleen met extra middelen, zoals het fonds van 50 miljoen dat OCW hier eerder voor heeft gecreëerd.” Contractonderzoek voor private partijen gebeurt overigens meestal zonder matching.

Deel dit artikel