Collage | Bart van Overbeeke

Nieuwe USE-leerlijn rond IoT wordt volledig ‘challenge based’

Een nieuwe USE-leerlijn rond het Internet of Things, die in september van start gaat, wordt de eerste waarin challenge based learning centraal staat. De studenten zullen in zeven maanden de volledige cyclus doorlopen van idee naar ontwerp, technische uitwerking en een pitch voor investeerders. “Het wordt een hell of a ride, maar de studenten zullen er veel voor terugkrijgen”, aldus vakcoördinator Oded Raz, universitair hoofddocent bij Electrical Engineering.

Challenge based learning (CBL) is een vorm van activerend onderwijs waarbij studenten aan de slag gaan met een realistische casus en en passant relevante kennis en vaardigheden opdoen. Voor de TU/e is het integreren van CBL in het onderwijs één van de speerpunten voor het komende decennium, iets wat ook tot uitdrukking komt in de oprichting van de innovation Space. Vanuit faculteit Electrical Engineering wordt door Oded Raz en zijn collega Georgios Exarchakos al sinds 2017 geëxperimenteerd met CBL in een keuzevak over het Internet of Things, in daaropvolgende jaren geassisteerd door docenten van andere faculteiten, onder wie Mathias Funk (Industrial Design).

Uit de ervaringen met het betreffende vak concludeerden de docenten onder meer dat je voor een vak gebaseerd op challenge based learning eigenlijk meer tijd nodig hebt dan voor ‘reguliere vakken’ van vijf studiepunten, en dat het best lastig is om de studenten specifieke vakkennis te laten leren via CBL. “De essentie van CBL is dat de studenten zelf naar oplossingen gaan zoeken”, legt Raz uit. Dat botst volgens hem al snel met de ambitie om inhoudelijke vakkennis over te dragen. “Het is niet eenvoudig om een challenge zo op te zetten dat alle studenten goed gedefinieerde aspecten leren van elektrische schakelingen, om maar iets te noemen. Dan zou je ze moeten beperken in hun keuzes.”

Als je studenten iets wilt meegeven over innovatie en ondernemen, bijvoorbeeld door ze hun idee te laten pitchen tegenover investeerders, dan is het juist wél belangrijk dat ze dat idee zelf hebben gekozen, aldus Raz. “Anders zal een student op een vraag over bepaalde keuzes niets anders kunnen antwoorden dan dat ze de instructies van het vak hebben gevolgd. Daar leer je niets van.”

Winstmarges

De studenten moeten een realistisch beeld krijgen van hoe innovatie in zijn werk gaat, legt Funk uit. “Als je het hebt over Internet of Things, denken studenten simpelweg: dat werkt met WiFi en misschien wat machine learning, klaar. Maar er zijn allerlei technische aspecten als bandbreedte, wachttijden, decentralisatie. Het is ook echt niet eenvoudig iets te bedenken dat echt toegevoegde waarde heeft voor gebruikers en daarnaast rendabel is. Studenten schatten de winstmarges altijd veel te hoog in.”

Aan het einde van elk vak wordt gekeken of het idee, prototype of device geschikt is om mee te nemen naar het volgende vak, waarbinnen er in principe door hetzelfde team aan verder wordt gewerkt. “Als de concepten niet technisch haalbaar of commercieel levensvatbaar zijn, zullen de studenten voor de volgende fase hun idee moeten aanpassen, of moeten doorgaan op een concept dat door een ander groepje is ingebracht”, legt Funk uit.

Soft skills

De docenten mikken voor september op zo’n negentig studenten, met een divers palet aan achtergronden. Die mogen zich volgens de docenten opmaken voor een intensief, maar zeer leerzaam traject, waarin het groepsproces een belangrijke rol zal spelen. “De studenten zullen veel tijd samen doorbrengen, van elkaar afhankelijk zijn zo belangrijke soft skills opdoen”, zegt Funk. En mogelijk leidt het vak ook nog daadwerkelijk tot innovatie. “Al tijdens het eerste vak willen we potentiele investeerders ideeën laten beoordelen”, zegt Raz. “Het zou heel mooi zijn als uit dit vak eens in de paar jaar ook daadwerkelijk een startup voortkomt.”

Deel dit artikel