"Gendergelijkheid ook in tijden van bezuiniging prioriteit"

Wat betekenen de bezuinigingen voor gendergelijkheid binnen de universiteit? Die vraag stelde netwerk Women in Science Eindhoven (WISE) donderdag bij een event aan een panel dat vol zat met leden uit de hogere regionen van de TU/e. Ze waren het grotendeels met elkaar eens: directe zorgen zijn er niet.

Het panelgesprek over de gevolgen van bezuinigingen op gendergelijkheid is onderdeel van een WISE-event over hetzelfde onderwerp. De tafel zit vol met mensen in hoge posities op de universiteit, waaronder vice-voorzitter van het College van Bestuur Patrick Groothuis en nieuwe HRM-directeur Nicole Mølby-Bueters. Zij stelt dat de universiteit “volle kracht vooruit” wil blijven gaan met het nastreven van gendergelijkheid. 

Dat is een bewuste keuze van het leiderschap van de universiteit, valt managing director van Applied Physics en Electrical Engineering Jolie van Wevelingen haar bij. “Ik ben een beetje in de war over de vraag. Hoezo zouden bezuinigingen een negatief effect hebben op gendergelijkheid?” Als je samen een gemeenschap opbouwt dan is het een van de basisdingen die je goed moet doen, stelt zij. 

Maar volgens de gespreksleider is er wel degelijk reden om de vraag in ieder geval te stellen. Zo zouden bezuinigingen ertoe kunnen leiden dat universiteiten meer terug willen naar de ‘kern’ en gaan korten op bijvoorbeeld diversiteitsprogramma’s en beurzen die als doel hebben diversiteit te vergroten. 

De regering heeft wel startersbeurzen geschrapt, benoemt Groothuis, maar dat treft álle jonge mensen. En, benadrukt hij: “We weten dat regeringen komen en gaan, dus denk goed na wanneer je binnenkort gaat stemmen.” De universiteit kiest er volgens hem voor om niet te korten op bepaalde onderwerpen en daar is gendergelijkheid er een van.

Minderheid

Hoogleraar Anja Pasmans van Chemical Engineering ziet wel mogelijke problemen ontstaan door de bezuinigingen. Zo zie je volgens haar bij sommige faculteiten dat er door de bezuinigingen geen nieuwe mensen worden aangenomen en dus ook geen extra vrouwen, waardoor de man-vrouwratio niet verder rechtgetrokken kan worden. Later werpt Groothuis daarover de vraag op wanneer je een minderheid nog een minderheid kan noemen. “Onderzoek wijst uit dat het omslagpunt rond de dertig procent is. We moeten dus heel hard werken om op zijn minst dat nummer te bereiken.” Het Irène Curie Fellowship-programma, dat vrouwen in het eerste halfjaar voorrang geeft om te solliciteren, heeft er volgens hem aan bijgedragen dat nu vijftig procent van alle nieuwe universitair docenten vrouw zijn. “Er zijn al grote stappen gemaakt.’’ 

Die jonge onderzoekers moet je wel hier zien te houden, stelt Liz Root, managing director van Built Environment. “We hebben in ze geïnvesteerd, ze zijn hier, nu is het zaak om ervoor te zorgen dat ze blijven. Als dat lukt dan pluk je pas echt de vruchten van de beslissing om meer vrouwen aan te nemen.” 

Academisch burgerschap

Het WISE-event draait niet alleen maar om bezuinigingen. Het gaat ook over ‘academisch burgerschap’ en de hoeveelheid extra werk die vrouwen vaak op zich zouden nemen. Daarover spreekt Luana Russo in een keynote, waarin ze de bevindingen deelt van een onderzoek dat ze aan haar eigen universiteit in Maastricht deed. De uitkomsten van dat onderzoek zijn vanwege het vrijwillige karakter van de enquête niet representatief, plaatst ze als kanttekening.

Volgens haar is het echter duidelijk dat vrouwen in de academische wereld veel meer “service work” doen dan mannen. Daaronder verstaat ze werk dat niet valt onder het officiële contract, zoals lid zijn van commissies of het reviewen van papers, maar ook een scriptie beoordelen voor een collega of een document proeflezen. Vrouwen zijn volgens haar sneller geneigd om ja te zeggen tegen extra taken en dat wordt ook van ze verwacht. “Bij mannen wordt een ja als positief gezien en een nee als neutraal. Bij vrouwen is een ja neutraal en een nee negatief”, aldus Russo. 

Onzichtbaar werk

Het vrijwillige extra werk gaat vaak ten koste van tijd die ook aan onderzoek had kunnen worden besteed, stelt zij, en kan daarmee vrouwen in de weg zitten bij het maken van promotie. Zou er meer erkenning moeten komen voor academisch burgerschap en dit soort extra werk, wil WISE van het panel weten. “Dat is er al”, stelt Root. “We erkennen leiderschap en betrokkenheid al en hebben het daarover bij promoties.” Wel zou de visie op leiderschap een update kunnen gebruiken, zegt ze. “Tien jaar geleden was academisch leiderschap misschien meer gericht op regeren met ijzeren vuist, nu is mentorschap en inclusief zijn belangrijker.” In de praktijk worden die nieuwe waarden al meegenomen bij beoordelingen, benadrukt ze.

Ook Mølby-Bueters ziet dat er steeds meer erkenning komt voor taken die niet onder onderzoek en onderwijs vallen en dat er anders wordt gekeken naar leiderschap. Wel is er volgens haar nog tijd nodig om de theorie en praktijk dichter bij elkaar te brengen. Volgens Van Wevelingen is het extra werk onderdeel van je carrière. “Je geeft terug aan de gemeenschap die jou je carrière geeft.” Maar Russo gaat het juist om de taken die niet zichtbaar zijn, zoals het helpen van je collega bij het nakijken van een scriptie. Daar zou volgens haar nog veel meer aandacht voor moeten zijn. “Een gesprek hierover is in ieder geval de moeite waard.”

Deel dit artikel