De kracht van een naam
Waar let jij als eerste op bij het vormen van een projectgroep: een gezicht, een gemeenschappelijke taal, een naam die je gemakkelijk kunt uitspreken? Voor TU/e-studenten leidt deze keuzevrijheid vaak tot homogene groepen. Hoe vervreemdend dit kan zijn, ondervond Samir Saidi.
Onlangs ben ik uit een groep gezet vanwege mijn on-Nederlandse naam. Het zette me aan het denken: is dit een gegeven of kan de TU/e inclusievere groepsvorming stimuleren?
De introductie van Challenge-Based Learning, samen met de groeiende studentenpopulatie van de TU/e, heeft de rol van groepswerk als een essentieel onderdeel van de opleiding verstevigd. Het bereidt studenten voor op een toekomst van teamwork, met alle bijbehorende interpersoonlijke uitdagingen die daarbij horen.
Veel studenten kiezen voor de vertrouwde weg: samenwerken met bekenden of vrienden van dezelfde projectgroep. Maar wat als je niemand kent binnen jouw groep? Bij mijn studie Computer Science hebben we meestal de vrijheid om onze projectgroepen zelf samen te stellen. Ik zie geregeld dat deze vrijheid leidt tot homogene teams, samengesteld uit één nationaliteit of geslacht. Dit is volkomen menselijk; het is comfortabel en efficiënt. Maar het creëert een flagrante tegenstelling tussen onze onderwijsfilosofie en de praktijk.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat teams die bestaan uit mensen met verschillende achtergronden, nationaliteiten en geslachten beter presteren en productiever zijn. Ze dagen elkaar uit tot andere denkbeelden en vinden robuustere oplossingen. Door homogene groepen te accepteren als norm, ondermijnen we de sociale ervaring en de academische nauwkeurigheid van onze projecten. We bereiden studenten voor op een mondiale, multiculturele arbeidsmarkt met een bekrompen, monoculturele teamervaring.
Toen ik een paar weken geleden aan een project begon, gingen mijn groepsleden ervan uit dat ik geen Nederlands sprak vanwege mijn buitenlandse naam. Ze zetten me er direct uit, zonder vragen te stellen, waarna ze een groepslid vonden van wie ze wisten dat die wel Nederlands sprak.
Dit verlies van potentieel, hoewel niet kwaad bedoeld, zorgde ervoor dat ik een belangrijke leerkans misliep voor mijn toekomst in Nederland: ervaring opdoen in een Nederlandse teamsetting. Nederlands is niet mijn moedertaal, maar ik spreek het inmiddels vloeiend en wilde meer ervaring opdoen in Nederlandstalige groepen tijdens mijn master. Als mijn naam al voldoende is voor uitsluiting bij een simpel project, is dit dan toeval of een voorbode?
Je naam hoort geen barrière voor leren te zijn. Full-professor Alexander Serebrenik van Mathematics & Computer Science stelt dat het diversiteitslandschap van de TU/e uitgebreid is, maar versnipperd. Onder zijn leiding wordt onderzoek gedaan naar diversiteit in een software-engineeringcontext.
Serebrenik benadrukt echter dat het een kwestie is van cultuurverandering, die doorgaans traag verloopt en waarvan vooruitgang lastig te meten is. Het is gemakkelijk om je te verliezen in dit vraagstuk, en diversiteit is een constant, iteratief gesprek dat geen zuiver technische oplossing kent.
Begrijp me niet verkeerd: ik wil de keuzevrijheid niet afnemen. Ik wil diversiteit en inclusie simpelweg centraal stellen in het gesprek over onderwijs. Door in onze projecten bewust te streven naar diversere groepen, kunnen we betere resultaten behalen en een rijker en meer verbonden studie-ervaring creëren voor iedereen. Voor een universiteit die streeft naar een mondiale, leidende rol in het onderwijs, is dit een test waarin we niet mogen falen.
Samir Saidi is eerstejaarsmasterstudent Computer Science aan de faculteit is Mathematics & Computer Science. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.

Discussie