door

UR | Macht en tegenmacht

03/05/2021

Eind maart presenteerde koepelorganisatie VSNU het eerste studentenkabinet. Een groep bevlogen studenten, een voorafspiegeling van toekomstig hoogopgeleid Nederland. De VSNU vroeg hiermee bij de politiek om aandacht voor het onderwijs; kijk naar de toekomst, naar onze studenten. De vraag is echter, hoe kijkt de VSNU zélf naar die studenten en hun inspraak? Is het bijvoorbeeld niet vreemd dat instellingen zelf kunnen bepalen wat we in Nederland over hebben voor studenteninspraak?

Met de presentatie van het studentenkabinet leken de universiteiten eind maart de juiste toon te zetten: ‘Nederland, politiek Nederland, luister naar de toekomst!’. Eindhoven leverde met trots de minister van Innovatie: Dirk van Meer. Kartrekker van team CORE en een van de studentexperts waarmee wij als TU/e en als studentengemeenschap laten zien wat innovatie inhoudt.

Nog altijd is er weinig besef dat ook jonge studenten soms ervaren experts kunnen zijn. De aandacht hiervoor neemt wel wat toe als we kijken naar de jongerencampagne tijdens de Kamerverkiezingen, de jongeren denktank corona, Coalitie Y - je weet wel, met Tim Hofman - en een maand terug dus met het studentenkabinet. Op en top dus, kunnen we zeggen, dat de universiteiten dit nu zelf uitdragen… Of niet?

Want hoe doen die instellingen het zelf eigenlijk? Aan de individuele universiteit lijkt de bestuursstructuur verdacht veel op die van de overheid. Zoals de regering beleid maakt en de Kamer een controlerende taak heeft, kent ook een universiteit zijn eigen ‘Kamer’. Dat noemen we medezeggenschap en aan een universiteit zit dat onder meer bij de universiteitsraad. Elke instelling kan het wat anders geregeld hebben, maar wettelijk gezien is studenteninspraak ingebakken in het systeem.

Dat biedt kansen en progressief als we zijn, pakken we die! Toch…? Dat blijkt per instelling nogal te verschillen, en als we kijken naar onze eigen universiteit, hebben we het op veel fronten zeker niet slecht. Want verhalen over raden die slecht worden geïnformeerd, te laat worden betrokken, of soms nagenoeg worden genegeerd, zijn helaas geen zeldzaamheid. Het moge duidelijk zijn dat de bezettingen van het Maagdenhuis in Amsterdam door de jaren heen niet het gevolg waren van een verkeerd gezette komma in een beleidsdocument, maar voortkwamen uit langdurige onvrede.

Inspraak moet verder gaan dan het over de schutting gooien van een berg informatie. Soms denk ik aan de serie Suits, waar een klein advocatenkantoor wordt overspoeld met informatie, waardoor het moeilijk is om uit die brij nog de essentiële punten te halen. Aan de universiteiten lijkt dat ook wel te gebeuren. Niet omdat men moedwillig overtollige informatie deelt, maar simpelweg omdat er (te)veel zaken spelen.

Het is in het belang van de universiteit én onze studenten om de lopende beleidslijntjes in de gaten te houden, en aan de bel te trekken als zaken fout gaan. En juist vanwege dát belang moet je goed kijken hoeveel capaciteit daarvoor nodig is. De nuance zit in die afweging. Niet elk detail hoeft gecontroleerd te worden - dat zou onwerkbaar en eindeloos zijn. Maar soms vormen die details wel de grote valkuilen voor het beleid. Dat maakt het ingewikkeld.

Om valkuilen te kunnen vinden, moet er voldoende ruimte en tijd zijn. In dit geval bij de universiteitsraden en medezeggenschapsraden. In Eindhoven is deze ruimte bepaald op een schamele acht uur per week, per raadslid. Kijken we naar de medezeggenschapsmonitor van de afgelopen jaren, dan blijkt dat die acht uur nog geen derde is van wat landelijk door universiteitsraden nodig wordt geacht om het werk naar behoren te kunnen doen. Alsof de regering zegt dat de Tweede Kamer het ook wel met vijftig zeteltjes af kan.

Maar die uren, wat stellen die nu voor? Eigenlijk niets. Als we de wetten erbij pakken, is het alsof we een bestuurlijk stelsel hebben dat wél een controlerende Tweede Kamer heeft, maar waarbij we het voldoende vinden om hiervoor slechts een vrijwilligersvergoeding te betalen. In het geval van de universiteitsraad zou je de acht uur per week kunnen omrekenen naar een afstudeertoelage van twee maanden per jaar, dat is zo’n vijftig euro per maand.

Hierdoor dreigt een fundamentele verzwakking van het controleorgaan, de medezeggenschap. De besturen van de universiteiten houden via hun financiën de macht over hun medezeggenschap, en dat moeten studenten, de overheid, en eigenlijk ook de universiteiten zelf, niet willen.

De meeste universiteiten hebben overigens nog een klein beetje beleg uitgesmeerd op het korstje brood, maar daarvoor kom je er hier in Eindhoven ook bekaaid vanaf. Voor een vergoeding die ongeveer gelijk is aan die voor een studentassistentschap van 4 uur per week, besteed je als raadslid zo’n factor 6 keer meer tijd: 24 uur. 24 uur per week, die gebruikt worden om studenten via de formele weg hun rechten te geven in het meebepalen van de route van de universiteit.

In een tijd waarin de Nederlandse rechtstaat meer ter discussie staat dan ooit, maak ik me zorgen om onze éigen rechtstaat aan de individuele instellingen. In een tijd waarin de gezamenlijke universiteiten de regering juist oproepen te luisteren naar studenten, roep ik de regering op om de universiteiten te laten luisteren naar hun studenten. Maak voor de medezeggenschap en voor de vergoedingen daarvoor eerlijke en landelijk geldende regels, die recht doen aan dat wat nodig is voor goede macht; zijnde tegenmacht. Wellicht een mooie opdracht voor het onlangs geïnstalleerde studentenkabinet…

Deel dit artikel