door

O tempora, o mores

03/05/2022

De meeste studenten die mij mailen beginnen met een nette aanhef zoals “Beste Yolanda” of “Beste mevrouw Hübner”. Toch ontvang ik met enige regelmaat mails van studenten, waarvan de aanhef luidt “Beste,”. Blijkbaar is mijn naam dan de komma. Ook gebeurt het regelmatig dat na het “Beste” direct mijn achternaam volgt. Ik vraag me dan steeds af, wat toch de reden is dat sommige studenten dergelijke mails schrijven. Een nettere aanhef van een mail zou ook al zijn: “Beste studieadviseur”, wanneer je niet weet hoe je mij moet aanspreken.

Ja het klopt, ik ga zeuren over de omgangsvormen van de huidige generatie, generatie Z, of hoe je die ook wilt noemen. Vanuit mijn contacten in het middelbaar onderwijs heb ik begrepen dat het schrijven van formele mails en brieven nog steeds tot de lesstof behoort van het vak Nederlands. Dus onwetendheid is niet de reden. Wat dan wel? Natuurlijk wordt er op de diverse social media een mengelmoes van straattaal en Nederlands geschreven door jongeren. Maar van onze studenten mag ik toch wel verwachten dat ze weten op welke manier je een medewerker van de universiteit moet benaderen? En dat je dat op een andere manier doet, dan wanneer je een berichtje stuurt naar een vriend of vriendin?

 Ja, ik weet dat er al sinds de oudheid geklaagd wordt over normvervaging: “O tempora, o mores” sprak Cicero al in 63 v C. De uitspraak “Welke grotere dienst kunnen wij de staat bewijzen, dan de jeugd te onderrichten en op te voeden?” komt ook uit zijn koker en vind ik in dit kader ook wel van toepassing. Op de TU/e kwijten wij ons in ieder geval met grote toewijding van de onderrichtingstaak. De opvoeding van studenten behoort officieel niet tot mijn taken, maar ik kan het niet laten te reageren naar de student die zo’n onhandige mail stuurt. Ik heb begrepen dat lang niet al mijn collega’s, die dezelfde soort mailtjes ontvangen, het de moeite waard vinden om de studenten hierop aan te spreken. In het kader van het ontwikkelen van professionele vaardigheden vind ik het geven van deze feedback wél belangrijk.

Wanneer studenten bepaalde woorden of uitdrukkingen gebruiken die ik wel begrijp, maar niet in mijn eigen vocabulaire voorkomen, zal ik er niet op reageren. Dan is er gewoon sprake van een generatiekloof in het taalgebruik. In dit moderne taalgebruik is bijvoorbeeld het woord “letterlijk” erg populair; deze kun je te pas en te onpas gebruiken in mijn ogen. Een toevallige ontmoeting kan als “heel random” aangemerkt worden. Vaak check ik bij mijn zoon van twintig jaar of hij de woorden of uitdrukkingen kent; meestal is het antwoord dat het ‘heel normale’ woorden en uitdrukkingen zijn die ‘iedereen’ gebruikt.

Misschien moet ik blij zijn dat de studenten nog de moeite nemen om mij mails in het Nederlands te schrijven en zij geen mails in straattaal schrijven. Aan de andere kant is het logisch dat ze dat niet doen. Straattaal is jeugdtaal en dus exclusief voor jongeren bedoeld. Het is zéker niet de bedoeling dat ik straattaal gebruik om meer aan te sluiten bij de jeugd; ik ben volgens mijn zoon véél te oud om deze taal te mogen spreken, mocht ik dat al kunnen. Dus ik mag niet vragen of de studenten nog een leuke ‘fissa’ hebben gehad met hun ‘matties’ op Koningsdag, want dan maak ik mijzelf belachelijk. En dat wil ik natuurlijk niet.

Deel dit artikel