'Ik denk niet dat ik het had overleefd als ik veel jonger was geweest'

Lees meer

'Ik denk niet dat ik het had overleefd als ik veel jonger was geweest'

Acht jaar stond Elphi Nelissen aan het roer van de faculteit Bouwkunde, die ze soms door turbulente tijden moest loodsen. Ze kijkt terug op een ‘uitdagende’ baan, die onverwacht veel van haar tijd opslorpte, maar die ook veel positiefs teweegbracht. “Het leukste aan het decaanschap vind ik dat je mensen kunt laten groeien en bloeien.”

De schaterlach van Elphi Nelissen vult de gezellig ogende decaankamer op vloer 2 van Vertigo. In het raamkozijn staan en hangen kunstobjecten en snuisterijtjes, de tafel ligt bezaaid met paperassen en boeken - met daartussen nog een zwart-witfoto van haar twee zonen die daarop zeker tien jaar jonger zijn dan nu. Vier mini-wielrenners prijken op de zijkant van het bureau - bedankjes die bezoekers kregen bij de opening van de windtunnel, die begin 2018 in gebruik werd genomen. De realisatie daarvan is een van de initiatieven waar ze met trots op terugkijkt na acht jaar decaanschap, vertelt ze later tijdens het gesprek.

Ze gaat deze kamer snel verlaten, om plaats te maken voor de nieuwe decaan: Theo Salet. Zelf neemt de energieke bouwkundige haar intrek op vloer 6, waar ze de leerstoel Building Performance van Jan Hensen overneemt. Ook neemt Nelissen zijn rol over als wetenschappelijk directeur van de post-masteropleiding Smart Buildings & Cities.

Maar die lach dus, die volgt op de vraag of ze ambities had om decaan te worden. “Nee nee, haha, helemaal niet! Harry Roumen (voormalig universiteitssecretaris, red.) nodigde me uit voor een kopje koffie en vertelde dat ze bij Bouwkunde een nieuwe decaan zochten. En ik maar denken; ‘wie ken ik nu die dat zou kunnen worden?’. Het kwam totaal niet in me op dat hij aan mij dacht. Toen hij zei ‘we bedoelen jou’, had ik zoiets van ‘huh!?’. Ik voelde me vereerd, en heb even nagedacht of ik het wilde en kon, en heb er toen heel bewust ‘ja’ tegen gezegd.”

Uitdaging

Terugkijkend op die acht jaar noemt ze al snel het woord ‘uitdaging’. “Ik heb harder gewerkt dan ik ooit heb gedaan. Ik vind het opmerkelijk dat mensen denken dat het op universiteiten allemaal niet zo’n bloedspoed heeft; de druk is echt heel hoog in deze organisatie.”

Je moet een zekere volwassenheid hebben om dit te doorstaan

Ook al studeerde Nelissen eerder aan de TU/e en gaf ze er geregeld gastcolleges, het was toch een grote stap van eigenaar van een ingenieursbureau naar faculteitshoofd aan de universiteit. “Het eerste jaar heb ik zoveel moeten leren. Het is een groot dorp, een complexe organisatie. Er heerst een heel andere cultuur, een andere manier van communiceren. Wat ik daarmee bedoel? Een heel masculiene organisatie, ja, een haantjescultuur - een beetje elkaar willen aftroeven. Dat was geen kwaadwil, maar het was er wel. Ik denk ook niet dat ik het had overleefd als ik veel jonger was geweest; je moet een zekere volwassenheid hebben om dit te doorstaan. Het was echt pittig soms, maar je moet op een gegeven moment ook denken ‘laat maar’. Ik had soms het gevoel dat ik niet mocht zeggen wat ik eigenlijk wilde zeggen. Deed ik dat wel, dan werd me dat niet altijd in dank afgenomen.”

Opener en losser

Ze bezweert dat de cultuur in haar faculteit niet zo is. “Hier heb ik in mijn ogen een heel andere cultuur weten te creëren dan in andere besturen van deze universiteit. Ik heb het snel veel opener en losser kunnen krijgen. Hoe? Gewoon door mezelf te zijn. Ik omring me graag met mensen die kritisch zijn en die aan verbetering kunnen bijdragen. Kom maar op, vertel het mij maar en dan proberen we er het beste van te maken.”

Nog een erfenis die ze achterlaat: “Ik heb binnen de faculteit voor professionalisering gezorgd. Je kunt niet zomaar vrijblijvend iets roepen. Kom op jongens, afspraak is afspraak. Ik stoorde me daar in het begin aan, dan werden dingen toegezegd en kreeg ik daarna te horen ‘ja, ja, ik heb het niet gehaald’. Dat hebben we duidelijk kunnen veranderen.”

Over de vraag wat ze het leukste aan het decaanschap vindt, hoeft ze niet lang na te denken: “Mensen laten groeien en bloeien, dat ik ze het vertrouwen kon geven, ‘jij kunt dit’. En ook al liep dat niet altijd via een traditioneel carrièrepad, het heeft altijd goed uitgepakt. Ik ben er heel trots op dat ik mijn intuïtie heb gevolgd en dat ik daar nooit voor op de koffie ben gekomen.”

“Zowel op onderwijs- en onderzoeks- als valorisatiegebied hebben we de afgelopen jaren grote stappen gemaakt”, benadrukt de afzwaaiend decaan. “Ik zeg bewust ‘we’, want alleen begin ik natuurlijk helemaal niks hier, hè.” Ze roemt de ‘goede inzet en stevige actie van alle docenten’, de steun van het College van Bestuur, maar ook de input van studenten. “Die waardering en beoordeling van die studenten moeten we echt serieus nemen, en dat doen we hier ook.”

Adviezen krijgt ze ook nog eens thuis van haar eigen zoon, die nu aan zijn master aan haar faculteit begint. “Ik relativeer zijn opmerkingen wel, het is slechts één student die het zegt, maar zijn mening is bijna altijd in lijn met mijn perceptie. Ik vind het heel grappig dat die studenten feilloos doorhebben wie de sterke figuren zijn en waar dingen niet goed gaan.”

Vooroordeel

Wat ze altijd "lastig" heeft gevonden, is de positie van Bouwkunde binnen deze universiteit. “Ik heb nog steeds de indruk dat mensen het vooroordeel hebben dat wij geen serieus fundamenteel onderzoek doen, terwijl de feiten dat tegenspreken: we scoren van alle faculteiten het beste op de Field weighted citation index. Het idee van ‘ze zijn wel leuk bezig, maar we hoeven ze niet al te serieus te nemen’ leeft toch ook wel bij een hoop bestuurlijk verantwoordelijken. Ze vergeten Bouwkunde nog wel eens als er mensen in commissies nodig zijn. Het is denk ik niet eens opzet hoor, maar het gebeurt wel en dat is zonde.”

Nog een reflectie: “Ontwerpen wordt niet op hetzelfde niveau gewaardeerd als onderzoek. Het is bijvoorbeeld moeilijk om op dat gebied promotie te maken, daar is nog een wereld te winnen.”

Ik wilde het, en het was mijn ambitie, maar de balans was soms wel een beetje fout

Naast het decaanschap had en heeft Nelissen nog meer op haar bordje: ze is voorzitter van de Sociaal Economische Raad Brabant, is aanjager van Brainport Smart Districts, is taskforcelid voor de Bouwagenda en leidt de Transitie-agenda op het gebied van circulariteit. “Het grappige is dat alles samenkomt, vanuit verschillende gezichtspunten en kennisgebieden. Dat zijn belangrijke plekken waar je de wereld een beetje mooier kunt kleuren. Ik probeer mijn kennis op allerlei fronten in te zetten voor de toekomst van Brabant.”

Hoe kreeg ze alles gecombineerd? “Dat is gewoon heel veel uren maken. Overdag zit iedere minuut in mijn agenda totaal vol met afspraken. Je moet dan ’s avonds en in het weekend je stukken lezen en schrijven en acties afwerken. Ik wilde het, en het was mijn ambitie, maar de balans was soms wel een beetje fout. Daar wil ik niemand de schuld van geven en ik wil er niet over klagen, maar het is wel een constatering. Ik heb ‘ja’ gezegd tegen al die dingen omdat ik meende dat het goed was voor deze universiteit en omdat ik het leuk vond. En ik heb absolúút nog tijd gehad voor mijn gezin en feestjes, en sporten als zeilen, skiën, jazzballet en tennis.”

Circulaire vakantiewoning

Ook maakt ze tijd om met haar gezin een vakantiewoning in Friesland te bouwen, die ‘zo circulair mogelijk is’. Aan de buitenkant wordt afvalhout verwerkt, isolatiematerialen zijn van natuurlijke producten gemaakt. “Een paar jaar geleden was circulaire economie nog iets vreemds, maar inmiddels dragen veel mensen het een warm hart toe. Ook aan deze universiteit zijn veel faculteiten er actief mee bezig.”

Duurzaamheid, energie en circulariteit zijn haar specialismen en de onderwerpen waarmee ze altijd affiniteit heeft gehad. Als kind had Elphi, die opgroeide in Maastricht, een voorbeeld aan haar vader. “Hij was erg milieubewust en kweekte zijn groentes bijvoorbeeld zelf in onze tuin, zonder bestrijdingsmiddelen.” Lachend: ”Het kostte hem wel veel tijd om de rupsen eruit te vangen. Hij at geen kalfsvlees omdat dat dier dan maar zo kort had geleefd, en zodra het mogelijk was om dubbel glas te plaatsen, deed hij dat.”

“Ik probeerde in mijn studentenhuis de mensen ook altijd op te voeden. Dat ze de verwarming niet te hoog moesten laten staan als ze weg gingen. Ik let er nog steeds op en doe het licht uit in ruimtes. Tegelijkertijd ben ik pragmatisch; ik ga niet heel veel tijd investeren voor een beetje winst. Ik scheid het afval, maar niet tot in de laatste één procent.”

Superleuke studententijd

Nelissen kijkt terug op een ‘superleuke studententijd’, waarin ze veel sportte en in verschillende commissies en verenigingen actief was. Ze ging in 1977 aan de TU/e studeren, omdat ze graag ‘iets in een bètawetenschap’ wilde doen, en omdat haar broer er al studeerde, lag Eindhoven voor de hand. Omdat ze daar meer ‘menselijke aspecten’ bij verwachtte, koos ze voor de opleiding Bouwkunde. In die tijd was het nog uitzonderlijk om als meisje naar een technische universiteit te gaan. “Maar dat vond ik leuk, ik maak vaker niet-standaard keuzes. Je werd als meisje nog echt overal nagekeken op de campus en ik weet nog wel dat ik door de stad liep en het vreemd vond dat het daar niet zo was. Toen heb ik echt tegen mezelf gezegd: ‘Elphi, even met twee voeten op de grond’.”

Nog steeds vallen haar - ze was bij haar aantreden de eerste vrouwelijke decaan ooit aan de TU/e - vooroordelen over vrouwen op. “Dat gebeurt vaak onbewust. Om een voorbeeld te noemen: toen het over avondcolleges ging, werd gezegd dat we ook rekening met jonge moeders moesten houden. Aan jonge vaders wordt dan niet gedacht. Ik stak ook altijd mijn vinger op in overleggen als ik alleen maar mannen op afbeeldingen in presentaties zag.”

Nelissen vindt het "fantastisch" en een "grote eer" dat ze na haar decanaat Jan Hensen mag opvolgen, die ze al vanaf haar studententijd kent en die dezelfde afstudeerrichting heeft gedaan. “Welke ambities ik nog heb? Lekker doorgaan met de dingen die ik doe en misschien eens wat meer ruimte in mijn hoofd en mijn agenda creëren om meer na te denken.”

Sterk bestuur

Ze heeft alle vertrouwen in haar opvolger. “Ik probeer hem een voorsprong te geven door kennis over te dragen, maar ik kan het goed loslaten. Ik ben erg fan van hem en ik verwacht dat hij het hartstikke goed gaat doen. Er staat zo dadelijk een sterk bestuur en de prognoses zijn goed; ik laat de faculteit financieel gezond achter.”

Dan tot slot nog de vraag of ze spijt van bepaalde beslissingen heeft? “Poehhhh... nee, eigenlijk niet echt. Je neemt beslissingen op basis van de kennis die je op dat moment hebt, met de beste intenties. Als je achteraf alles had geweten, had je bepaalde zaken misschien anders aangepakt. Maar zo is het leven. Toch?”

Deel dit artikel