
Kenniscentrum META/e: thuishonk voor wetenschapsverbeteraars
TU/e-onderzoekers starten platform voor metawetenschap
De TU/e is een onderzoekscentrum rijker: META/e. Daniël Lakens en Krist Vaesen stonden aan de wieg van deze kennishub voor metawetenschap – ofwel onderzoek dat tot doel heeft de wetenschapspraktijk te verbeteren. “We willen een thuis zijn voor alle onderzoekers die af en toe denken: wat zijn we nu eigenlijk aan het doen?”
Metawetenschappers zijn vaak eenlingen, aldus Krist Vaesen en Daniël Lakens, beiden universitair hoofddocent bij de faculteit IE&IS. “Terwijl hun collega’s gewoon hun ding doen, vragen deze onderzoekers zich af: wat zijn we nu eigenlijk aan het doen?”, schetst Lakens.
Onderzoek naar metawetenschappelijke onderwerpen doen zij meestal naast hun hoofdonderzoek, zonder financiering en vanuit een intrinsieke motivatie om de wetenschap beter te maken. Vaesen: “Voor die groep willen wij een thuis bieden.” Dat is ook de reden dat de twee met Cursor in gesprek gaan: om zichtbaarder te worden binnen de gehele TU/e.
Zetje
META/e bestaat sinds begin 2025. “Behalve Daniël en ik waren ook onze collega’s Sajedeh Rasti, Vlasta Sikimić, Wybo Houkes, Cristian Mesquida en Andrea Kis betrokken bij de oprichting. Het was een team effort”, benadrukt Vaesen. Het instituut richt zich op onderwerpen als open science, team science (versus competitie), reproduceerbaarheid van onderzoek en de toepassing van AI.
“We hebben META/e op eigen initiatief opgericht, bottom-up dus”, zegt Vaesen. Lakens vult aan: “Het laatste zetje kwam van een accreditatie waaruit bleek dat de faculteit veel expertise in huis heeft op metawetenschappelijk vlak. Het advies aan IE&IS was om daar meer mee te doen.”
Wat doet META/e?
Wie zich betrokken voelt bij de metawetenschap, kan zich tijdens bijeenkomsten van META/e laten inspireren door de community van gelijkgestemden. Maar het instituut doet meer. Zo is er een vak voor eerstejaars masterstudenten, waar zij wetenschappelijke artikelen op kwaliteit leren beoordelen.
Voor PhD’ers en postdocs, ook van buiten de TU/e, is er de Paul Meehl graduate school. Meehl was een Amerikaanse grondlegger van de metawetenschap. Deelname aan de graduate school is gratis, benadrukt Daniël Lakens. “Omdat de meesten dit onderwerp ernaast doen, uit interesse, en er geen opleidingsbudget voor hebben.”
Activisme
“Wat metawetenschap onderscheidt van disciplines als wetenschapsfilosofie, is dat er een zeker idealisme en activisme in zit. We doen onderzoek om de wetenschap uiteindelijk beter te maken.” Vaesen kan het weten, want behalve ingenieur is hij ook wetenschapsfilosoof. “Dat is ook de reden dat we het instituut zelf opgericht hebben: er loopt van alles fout en waarom wachten om dat te veranderen?”
Lakens heeft een achtergrond in de experimentele psychologie. “Mijn uitgangspunt is: wij mensen doen ons best, maar we doen nu eenmaal niet alles goed. Wat kan beter en hoe kunnen we dat regelen?” Hij haalde een Vici-beurs binnen voor metawetenschappelijk onderzoek. En als voorzitter van de TU/e Ethical Review Board, houdt hij zich structureel bezig met wetenschapsethiek.
Innovatiedrift
Vaesen publiceert binnenkort een boek, Neomania, met de ondertitel: How our obsession with innovation is failing science, and how to restore trust. “Wetenschappers worden langs alle kanten ongelooflijk gepusht om maar te innoveren om te innoveren.” Door die innovatiedrift springen onderzoekers direct op elke nieuwe trend – zoals AI – om de boot maar niet te missen. Vaesen: “Maar wat de wetenschap nodig heeft, is robuuste kennis. En dat vraagt tijd en vasthoudendheid.”
En er zijn meer perverse prikkels die de wetenschap ondermijnen, zoals onderlinge competitie. Veel mechanismen in de wetenschap stimuleren dit: het systeem van individuele beloningen, de voortdurende strijd om funding en de piramidevorm van het academische functiehuis.
AI-reviews
De kwaliteit van wetenschap als geheel komt echter onder druk te staan als onderzoekers hun persoonlijke succes voorop stellen. Lakens noemt een voorbeeld waarin ook de alom ervaren hoge werkdruk een rol speelt: “Wetenschappelijke tijdschriften vinden nauwelijks nog reviewers voor ingezonden artikelen.”
“Reviewen is bij uitstek iets wat je niet voor jezelf doet, maar om de wetenschap vooruit te helpen.” Intussen zijn er al journals die experimenteren met AI-reviews, zegt hij: “En dat brengt weer andere vraagstukken met zich mee.”
‘Dit kan dus ook’
Tegenover het competitiemodel staan concepten als team science en open science, die uitgaan van de kracht van samenwerking en van voortbouwen op elkaars resultaten. Sajedeh Rasti, een van de drijvende krachten achter META/e, doet promotieonderzoek naar coördinatie in de wetenschap: afstemming over welke onderzoeksrichtingen kansrijk zijn en wie welke taken oppakt (zie kader onderaan).
“Onder het motto practice what you preach hebben we dit meteen toegepast”, vertelt Vaesen. In aanloop naar een call, zochten de META/e’ers contact met een twintigtal collega-metawetenschappers in het land. Dit deden ze met de vraag: willen jullie wellicht – in plaats van de competitie met elkaar aan te gaan – gezamenlijk een aanvraag indienen?
Het idee leidde uiteindelijk tot twee collectieve aanvragen, waarover in maart 2026 uitsluitsel komt. “Of het geld nu wordt toegekend of niet, dit is sowieso winst”, zegt Lakens. “De deelnemers reageerden allemaal enthousiast en geïnspireerd, in de trant van: ‘Wacht even, dit kan dus ook. We kunnen het ook gewoon samen doen’. Er is een zaadje geplant.”
Magisch
Open science is een principe dat de wetenschap gaat verbeteren, daar lijkt iedereen het over eens: overheid, onderzoeksfinanciers en universiteiten. Goed nieuws, zou je zeggen, maar wat Lakens en Vaesen betreft, is er meer nodig dan open science uitroepen tot speerpunt.
Allereerst onbreekt de structuur om te checken of de richtlijnen wel worden gevolgd. Vaesen: “De nieuwe landelijke code wetenschappelijke integriteit, alle NWO-beurzen, het beleid van de universiteit: allemaal eisen ze dat onderzoekers hun data netjes delen. Maar geen van alle geven ze richtlijnen hoe dit te monitoren.” “Ze hopen gewoon dat het magisch gebeurt”, zegt Lakens met een grijns. Dan, serieus: “Zonder inzicht in de stand van zaken, kun je geen goed beleid voeren. De TU/e zou zich hier ambitieuzer in kunnen opstellen. Voor het monitoren kan de universiteit bijvoorbeeld de research cockpit inzetten die LIS heeft ontwikkeld.”
Eigenbelang
Een tweede rol voor het universiteitsbestuur is het motiveren van de community om open science ook in handelen te omarmen, ook als dat op korte termijn vooral gedoe oplevert. “Het bestuur vertegenwoordigt immers het collectieve langetermijnbelang”, zegt Lakens.
Wat niet wil zeggen dat het College van Bestuur open science top-down moet doordrukken, benadrukt hij, “Maar het is wel aan het college om doelen te stellen en alle onderzoekers hierin mee te nemen.”
Dat wetenschappers niet onmiddellijk uit zichzelf hun gegevens openstellen, begrijpen Lakens en Vaesen wel. “Onderzoekers hebben een eigenbelang. Het kost tijd en de werkdruk is al zo hoog. En wat als iemand je data gebruikt voor datgene wat je er zelf nog mee van plan was?”, zegt Lakens.
Het zijn processen die in veel metawetenschappelijk onderzoek meespelen en die er mede voor verantwoordelijk zijn dat academia nog geen utopia is.
Sajedeh Rasti: “De wetenschap heeft een systeemverandering nodig”
Sajedeh Rasti kwam precies twee jaar geleden naar de TU/e voor haar promotieonderzoek. Enkele maanden later was ze al betrokken bij de oprichting van de Paul Meehl graduate school voor metawetenschap. “Ik moest een opleidingsplan indienen, maar binnen de TU/e bleek geen enkele cursus aan te sluiten op mijn onderwerp. Alle vakken extern volgen, zou een dure kwestie worden.”
“Mijn begeleider Daniël Lakens besloot van de nood een deugd te maken, door de expertise dan maar naar de TU/e toe te halen, en in de vorm van een graduate school ook voor anderen open te stellen.”
Een jaar later volgde de start van META/e. “Dat ging heel snel. Iemand opperde het idee om een instituut op te richten, ik bood spontaan aan om de website te maken, en daar zijn we toen meteen mee begonnen.”
Publish or perish
Rasti was tijdens haar master psychologie in het Italiaanse Padua in aanraking gekomen met de metawetenschap. Ze werd er zo door gegrepen, dat ze er haar masterscriptie over schreef: “Ik ontdekte dat de problemen niet alleen van deze tijd zijn, maar structureel deel uitmaken van de wetenschap.”
Zo is er de zinsnede publish or perish, die verwijst naar de publicatiedruk die veel onderzoekers ervaren en waar de kwaliteit van artikelen onder kan lijden. “De eerste wetenschappelijke publicatie waarin die uitspraak voorkomt, is meer dan dertig jaar oud.”
Tandenborstel
Rasti’s PhD-onderzoek richt zich op coördinatie in de wetenschap. Het klinkt als een volkomen logische manier van werken: alle onderzoekers in een vakgebied stemmen samen af welke onderzoekslijnen prioriteit verdienen en verdelen vervolgens de taken. Wie ontwikkelen de methode, wie verzamelen data en wie verwerken deze?
Toch ziet de praktijk er heel anders uit. “Ik kan vooral spreken voor de sociale wetenschappen, maar vaak vindt zo’n beetje het tegenovergestelde plaats. Wetenschappers richten zich niet gezamenlijk op de onderzoeksrichtingen met de meeste potentie, maar gaan juist elk op zoek naar hun eigen unieke niche.”
En het delen van data? Daar trekken ze vaak hun neus voor op: “Wat ik wel eens hoor, is: onderzoeksmethoden en -resultaten zijn als een tandenborstel, je gebruikt alleen die van jezelf.”
Krachten bundelen
Dat terwijl de wetenschap juist verder zou komen als onderzoekers hun krachten bundelen, vindt Rasti. Maar daarvoor is een kentering op systeemniveau nodig, stelt ze. “Het hele wetenschappelijke systeem van funding, aanstellingen en journals is gericht op het belonen van individuele onderzoekers, niet op allemaal iets bijdragen aan het grote geheel.”
De volgende stap in haar onderzoek is dan ook het invoeren van alle actoren in het wetenschapsbedrijf in een model, “zodat ik kan nagaan welke effecten het oplevert als we aan de verschillende knoppen draaien.”
Overigens moeten de veranderingen niet alleen vanuit overheid en universiteitsbesturen komen, benadrukt ze. “De beweging moet zowel top-down als bottom-up plaatsvinden: vanuit de motivatie van onderzoekers – niet om het hoogst op de carrièreladder te komen, maar om samen de beste wetenschap te bedrijven – én vanuit een systeem dat dit mogelijk maakt.”



Discussie