Die drie laatstgenoemde instellingen kregen net iets minder punten van Morgen, de landelijke studentenorganisatie voor duurzaamheid. Vooral de Hanzehogeschool Groningen valt op: die is van plaats negen naar drie gestegen. “Daaraan zie je hoe hard het kan gaan als je welwillend bent en er de schouders onder zet”, zegt Kaja Sariwating van Morgen. Ook voor de TU/e zat er nog progressie in: van plaats vijf vorig jaar naar nu een gedeelde vierde stek.

De studenten vroegen de onderwijsinstellingen bijvoorbeeld of ze duurzaamheid een plek in hun curriculum hebben gegeven. “Dat heeft de Hogeschool Utrecht gedaan, zelfs in opleidingen als sociaal-juridische dienstverlening, waarbij je niet meteen aan duurzaamheid denkt”, zegt Sariwating.

Ook hoe ze omgaan met catering (snoep in de kantine of niet, duurzame koffie of niet?) weegt mee. “Vaak wordt die catering ingekocht”, weet Sariwating. “Dan kun je natuurlijk eisen stellen, zoals Wageningen doet.”

De onderwijsinstellingen konden niet zomaar ja of nee antwoorden, maar moesten ook met bewijsstukken komen. Bij sommige vragen viel dat wel mee. Kunnen alle studenten minors of cursussen volgen die op duurzaamheid zijn gericht? Bij andere vragen is het bewijs iets lastiger te leveren. Bijvoorbeeld: hoeveel lectoren of hoogleraren richten zich op duurzaamheid? De onderwijsinstellingen moesten functieprofielen en het aantal fte’s meesturen.

Zo waren er nog veel meer vragen. Of de onderwijsinstelling het drinken van kraanwater aanmoedigt in plaats van water uit weggooiflesjes. Hoe het zit met de afvalscheiding. Of de onderwijsinstellingen de CO2-uitstoot van hun reizende medewerkers probeert te verminderen.

Vanaf plaats zestien tot en met tweeëntwintig maken de studenten geen onderscheid meer. Het is goed dat deze instellingen meedoen aan de lijst, vinden ze. Daar kunnen andere hogescholen en universiteiten een voorbeeld aan nemen.

Ranglijst van duurzame instellingen in hoger onderwijs

Bron: Studenten voor morgen