Prof.dr.ir. René Janssen. Foto | Bart van Overbeeke

Van zonlicht naar brandstof

Nu er steeds meer zonnestroom het elektriciteitsnet invloeit, wordt de vraag urgent hoe we deze energie kunnen opslaan in ‘solar fuels’. Met zijn gestapelde plastic zonnecellen denkt universiteitshoogleraar prof.dr.ir. René Janssen zonlicht vast te kunnen leggen in vloeibare brandstoffen. Afgelopen zomer ontving hij van de European Research Council een prestigieuze Advanced Grant van 2,5 miljoen euro om dit plan verder uit te werken.

Op het moment dat de zon schijnt, heb je vaak het minst behoefte aan zonnestroom - je doet de verlichting pas aan als de zon ondergaat of achter de wolken verdwijnt. En ook de wind waait niet op bestelling. Dat gebrek aan controle over zon en wind wordt een probleem als deze duurzame energiebronnen een significant deel van de opgewekte stroom gaat uitmaken: het wordt dan lastig om het elektriciteitsnet stabiel te houden. Als we niet oppassen gaan de ‘renewables’ aan hun eigen succes ten onder.

“Op een zonnige en winderige dag wordt in Duitsland al bijna de helft van de stroom duurzaam opgewekt”, zo geeft René Janssen aan dat we het niet over een probleem van de verre toekomst hebben. “Je wilt een deel van die energie vastleggen in moleculaire brandstoffen, zoals methaan of ethanol, die je op een zelf te bepalen plek en tijdstip kunt aanspreken. Vooral vloeibare brandstoffen zijn een ideaal opslagmedium voor energie, omdat ze zo’n grote energie-inhoud per gewicht hebben.”

De eerste stap naar zo’n zonnebrandstof (‘solar fuel’) is het splitsen van water in waterstof en zuurstof. Dat kan met een proces dat elektrolyse wordt genoemd: hierbij wordt een elektrisch stroompje, bijvoorbeeld opgewekt in een zonnecel, door het water gestuurd. In een eventuele vervolgstap kan de geproduceerde waterstof worden gecombineerd met CO2 tot een volwaardige moleculaire brandstof.

Janssen schetst in dat kader de toekomst van zonne-energie: “Nu komt er alleen een stroomkabel uit je zonnepaneel, maar in de toekomst moet je hem kunnen aansluiten op het waternet, met een afvoer naar het gasnet.”

Zo ver zijn we nog lang niet, maar de universiteitshoogleraar is er al wel in geslaagd om met plastic zonnecellen uit zijn lab waterstof te maken uit water. “Daarmee hebben we bewezen dat het idee geen luchtfietserij is. Er moet nog wel veel aan verbeterd worden, en daar heb ik dan ook een Advanced Grant voor gekregen. Het is onder meer belangrijk om niet afhankelijk te zijn van schaarse materialen, zoals platina, voor de elektrodes.”

De groep van Janssen, Molecular Materials and Nanosystems (M2N), heeft de afgelopen jaren aangetoond dat het rendement van plastic zonnecellen kan worden verhoogd door cellen met een verschillende samenstelling op elkaar te plaatsen, zodat een groter deel van het zonnespectrum wordt benut. Een bijkomend voordeel hiervan is dat de opgewekte spanning eveneens relatief hoog is. “Het is alsof je batterijen in serie schakelt”, legt Janssen uit. “Je kunt de individuele spanningen optellen.”

Door de hogere spanning zijn Janssens plastic ‘tandem’- en ‘triple junction’-cellen bij uitstek geschikt voor de productie van zonnebrandstoffen via chemische reacties. Voor anorganische materialen, zoals silicium, is het moeilijker om verschillende cellen op elkaar te stapelen. “Je moet er dan voor zorgen dat er aan het grensvlak van twee lagen geen fouten in de kristalstructuur ontstaan. In plastic zonnecellen speelt het grensvlak echter een veel kleinere rol.”

De mogelijkheid om plastic cellen te ‘stapelen’ zou zomaar de redding kunnen zijn van het hele concept, geeft Janssen toe. Qua rendement blijven plastic zonnecellen namelijk nog altijd flink achter. “De beste plastic cellen uit ons lab zetten bijna tien procent van het zonlicht om in elektriciteit. Commerciële siliciumcellen zitten al aan het dubbele. Bovendien was de prijs het belangrijkste argument voor plastic cellen. De afgelopen tien jaar zijn met name Chinese siliciumcellen echter ongeveer tien keer zo goedkoop geworden. Ze zijn nu niet duurder dan wat wij destijds voorzagen voor plastic cellen.”

Plastic houdt volgens Janssen als voordeel dat het sneller en makkelijker te verwerken is en dat de investeringskosten voor een fabriek veel lager liggen dan voor siliciumtechnologie. Er zal dus zeker een markt zijn voor allerlei toepassingen van plastic halfgeleiders. Maar voor de bulk van de elektriciteitsproductie uit zonlicht is silicium vooralsnog de eerste keuze, geeft hij ruiterlijk toe. “Het rendement van plastic zonnecellen moet echt nog toenemen om te kunnen concurreren.”

Of dat gaat lukken is ook voor het TU/e-boegbeeld een open vraag. “Als je een fundamenteel idee verder wilt ontwikkelen, loop je nu eenmaal het risico dat je niet helemaal bereikt waar je van droomt. Wetenschappelijk gezien is dat ook niet zo erg. Belangrijker is of je iets nieuws hebt gedaan, of je vragen hebt beantwoord. Maar wel altijd gekoppeld aan een maatschappelijke kwestie. Als wetenschapper zie ik mezelf als een radertje in de motor van de vooruitgang. Je weet van tevoren alleen nooit of je in de hoofdmotor zit of in de bijmotor...”

Deel dit artikel