Kabinet: salaris onderwijsbestuurders verder omlaag

Het salarisplafond van bestuurders in het hoger onderwijs moet opnieuw omlaag, vindt het kabinet. In een wetsvoorstel dat vorige week werd ingediend, wordt het maximumsalaris gekoppeld aan dat van een minister. Aan de TU/e zitten de salarissen van de huidige leden van het College van Bestuur nog onder de norm die nu wettelijk is toegestaan.

Het salarisplafond voor bestuurders in de publieke en semipublieke sector - waar ook het onderwijs onder valt - was nog maar net bijgesteld. Onder de huidige norm mocht men nog hooguit 130 procent verdienen ten opzichte van een ministerssalaris (230.000 euro). Als het kabinet zijn zin krijgt, gaat dat verschil helemaal verdwijnen. Vorige week dinsdag werd het wetsvoorstel er voor ingediend.

De universiteiten en hogescholen kregen bij de vorige aanpassing zeven jaar de tijd om het salaris terug te brengen naar 130 procent. Voor de verdere afbouw naar 100 procent, krijgen ze in het voorstel nog twee jaar extra. Bestuurders die na een definitieve wetswijziging aantreden moeten meteen aan de nieuwe norm voldoen.

De salarissen van leden van het huidige College van Bestuur van de TU/e voldoen volgens bestuursvoorlichter Barend Pelgrim aan de nu geldende norm. De bezoldigingen van oud-voorzitter Arno Peels (220.662 euro), rector Hans van Duijn (218.061 euro) en CvB-lid Jo van Ham (214.794 euro) kwamen in 2013 niet boven de wettelijke norm van 230.000 euro uit. In 2014 liggen de salarissen in lijn met die van 2013, aldus Pelgrim. Het salaris van de in maart jongstleden aangetreden nieuwe voorzitter Jan Mengelers zit volgens hem op het niveau van dat van beide andere bestuursleden.

Overigens kwam oud-voorzitter Peels in 2013 wel boven de norm uit, maar dat was omdat hij toen een ontslagvergoeding ontving van 75.000 euro. Topfunctionarissen hebben daarbij recht op maximaal één jaarsalaris, met een maximum van 75.000 euro. Dit geldt bij zowel een vrijwillig als onvrijwillig ontslag.

Volgens de eerder afgesproken overgangsregeling en het wetsvoorstel dat nu voorligt, worden, ook als dat voorstel wordt aangenomen, de nu geldende salarissen van 2015 tot en met 2018 volledig gerespecteerd. Vanaf 2019 moeten de salarissen dan in drie jaar tijd worden teruggebracht naar het ministerssalaris. Dat ligt momenteel op 169.425 euro, inclusief onkosten en pensioenbijdragen.  

De volgende stap is dat niet alleen bestuurders, maar ook alle andere werknemers in de publiek gefinancierde sectoren onder de norm gaan vallen. Ook sommige hoogleraren en lectoren zullen misschien in salaris achteruit gaan.

In de nieuwe wet wordt het voor universiteiten en hogescholen wel makkelijker om een uitzondering op de norm te maken. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij het werven van gewilde kandidaat-bestuurders.

Over het inperken van salarissen van bestuurders woedt al jaren strijd. Een commissie onder leiding van de - inmiddels overleden - voormalig VVD-leider Hans Dijkstal vond dat de salarissen van ministers waren achtergebleven bij de markt. Ze zouden met dertig procent verhoogd moeten worden, waarna bestuurders onder dat salarisplafond zouden kunnen blijven. Maar in het licht van de economische crisis wilde de regering de salarissen van ministers niet verhogen, zodat de norm ook voor alle anderen in de publieke sector omlaag zou moeten.

De Raad van State heeft ernstige kritiek op het jongste kabinetsvoorstel, dat volgens de juridische adviseurs nogal overhaast is ingediend. Er is ooit goed nagedacht over de norm van 130 procent, menen de juristen. Daar zou de regering niet zomaar aan moeten tornen.

Deel dit artikel