TU/e-student roeit zich van droom naar Olympisch doel

Het internationale toegangsticket van het IOC is op zak; nu ook het (traditioneel strengere) NOC*NSF er nog van zien te overtuigen dat de vier-zonder klaar is voor Tokio. Werktuigbouwkundestudent en toproeier Sander de Graaf wist vorige week een plek te bemachtigen in deze equipe en wordt daarmee dit jaar waarschijnlijk de achtste Thêtaan op het Olympisch toneel.

door
foto Merijn Soeters

Het was bepaald niet met Olympische ambities dat De Graaf zich in 2013 als eerstejaars meldde bij studentenroeivereniging Thêta. “Ik dacht: ik probeer het gewoon even”, blikt hij telefonisch terug vanuit Portugal, waar hij momenteel twee weken op trainingskamp is met de ruim twintigkoppige selectie van het Nederlandse roeiteam.

Dat ‘even proberen’ werd echter al gauw wedstrijdroeien. “Ik merkte vrij snel: hier zit misschien méér in”. Hij had ze aanvankelijk niet al te serieus genomen, de motiverende woorden van oudere Thêtanen die (potentiële) nieuwkomers tijdens de Intro voorhouden hoe ze zomaar eens ooit op internationaal niveau zouden kunnen gaan meeroeien. “Op dat moment lijkt dat een beetje een onzinnig verhaal.”

De Graaf proved himself wrong: binnen een paar jaar na zijn eerste halen op het water schopte hij het tot de nationale roeitop en in 2017 debuteerde hij op het WK onder 23, waar hij als zevende eindigde. Geen briljante prestatie, zo zegt hij zelf, “maar toen wist ik wel: ik kan nu proberen om echt te gaan doorstoten”. Niet dat de roeibond daarna meteen op de stoep stond om de Brabander in te lijven: “Dat gaat meer organisch. Eigenlijk moet je vooral zelf aangeven dat je mee wil doen”.

A-status

In 2018 stapte hij in de twee-zonder met de Delftse student Vincent Klaassens “en samen hebben we onszelf gemeld bij de bond”. Het duo kwam uit op het NK, de wereldbeker, EK en WK, “toen is het internationaal echt een beetje gaan rollen”. Dankzij zijn vorig jaar verkregen A-status en bijbehorende financiële compensatie kan De Graaf zich inmiddels volledig focussen op het roeien en het programma van de bond. Hij maakt naar eigen zeggen gemiddeld twintig ‘effectieve’ trainingsuren per week, “maar al met al ben ik er wekelijks denk ik zo’n dertig, veertig uur mee bezig”.

Lees verder onder de foto.

De voornaamste inzet van die tijdsinvestering op korte termijn: komend voorjaar tijdens de wereldcups als ploeg laten zien over voldoende finale-potentie te beschikken, om zo ook NOC*NSF te overtuigen van een toegangsticket voor Tokio. “Maar eigenlijk gaan we er met z’n allen vanuit dat we die eis gewoon kunnen binnenkoppen.” Zijn agenda voor juli en augustus is voor de zekerheid alvast afgeblokt, zegt hij lachend. “Bizar eigenlijk: nu zijn de Spelen opeens een concreet dóel in plaats van een soort droom. Dat is toch wel heel vet.”

Over hun eventuele kansen op het Olympisch toneel is de 24-jarige De Graaf trouwens realistisch. “Je weet natuurlijk nooit hoe het gaat lopen, maar in principe zijn we de laagst-gerankte boot van het team. De kans dat we echt kunnen meedoen voor het goud, is klein. We hebben een goeie groep jongens, met meerdere jonge roeiers. Het zijn in het roeien toch vooral de dertigers die echt meedoen om de knikkers.”

Om er een ogenschijnlijk Cruijffiaans credo tegenaan te gooien: “Je moet vooral goed met z’n allen één kant op kunnen.” En dat is nog niet zo logisch als het klinkt. “Ik ben zelf fysiek relatief sterk, zit boven het gemiddelde van het mannenteam. Dat betekent dat je niet altijd de makkelijkste bent om mee te roeien. Een grote kracht is in de goede richting heel fijn, maar telt extra zwaar als het verkeerd gaat. Daar valt voor ons als ploeg, met gerichte training, zeker nog wel wat te winnen.”

Afstuderen

Zijn sportieve focus laat weinig ruimte voor de academische ambities van De Graaf, die vanuit zijn huidige woonplaats Amsterdam zijn generatiegenoten in Eindhoven één voor één ziet afstuderen. Maar zijn master mag dan op een haast onzichtbaar laag pitje staan; hij is nadrukkelijk gebrand op het afronden ervan. “Je ziet wel eens mensen die hun studie nooit meer afmaken omdat ze er te lang tussenuit zijn geweest, dus ik vind het wel belangrijk dat ik er een beetje ín blijf.”

Hij vervolgt: “Ik wil dit jaar minstens nog één vak halen, daarna kan ik gaan afstuderen. Maar het is moeilijk. Sowieso zijn we alle aankomende tentamenperiodes net op trainingskamp.” Misschien stapt hij er na dit jaar zelfs wel even zes maanden uit qua roeien bij de bond, peinst De Graaf hardop. “Maar daar ben ik nog niet helemaal uit.”

Topsporter of niet, met zijn oude club Thêta voelt hij zich nog steeds nadrukkelijk verbonden. “Ik kom er nog wel eens en mijn vriendin zit in het bestuur, dus ik hoor er sowieso veel over.” Mede-Thêtaan en TU/e-genoot Lisa Scheenaard, die afgelopen zomer op het WK in Oostenrijk haar ticket to Tokyo al claimde (nadat ze in 2016 als reserve meeging naar Rio), spreekt hij zo nu en dan in Amsterdam. “Ik was pas net begonnen bij Thêta toen zij al voor de bond ging roeien, maar ik voel wel duidelijk die link van ‘uit hetzelfde nest komen’. Heel tof ook dat er na zestien jaar waarschijnlijk opeens weer twee mensen van Thêta naar de Spelen gaan.”

Deel dit artikel