door

Onder Professoren

09/06/2021

Ik ben geschrokken van de recente berichten over de sociale veiligheid aan de TU/e. Vijftien jaar geleden was ik promovendus in een grote onderzoeksgroep en op een dag kwam een van mijn collega’s briesend mijn kantoor binnen. Ze stond even daarvoor haar theemok om te spoelen in de pantry en een wat oudere, mannelijke collega had haar daar gezien en gezegd: “Dat zie ik graag, een vrouw achter het aanrecht.”

Woest was mijn vrouwelijke collega destijds, en terecht. De man - hij is al lang met pensioen - meende het uit de grond van zijn hart. Nadat mijn collega wat was afgekoeld werd nauwelijks nog aandacht aan het voorval besteed. Dat is tegenwoordig helaas niet anders.

Toen tien jaar geleden de affaire Stapel in Tilburg speelde buitelden de universiteiten over elkaar heen met gedragscodes, die we inmiddels allemaal kennen. Deze affaire zorgde vooral voor schade aan de internationale, wetenschappelijke reputatie van Nederlandse universiteiten. Een dergelijke affaire heeft consequenties voor studentenaantallen en onderzoeksfinanciering en dus werden er publiekelijk standpunten ingenomen en tekenen we nu allemaal gedragscodes waarin staat dat we brave wetenschappers zijn.

Bij persoonlijke drama’s, zoals dat van Grace Prince, waar Cursor vorige week over berichtte, heeft effectief optreden helaas negatieve consequenties voor de instelling. Iedereen die dit verhaal leest, denkt: “Die hoogleraar zou ontslagen moeten worden”. Maar het ontslaan van een medewerker is geen sinecure. Dat vereist jarenlange dossiervorming en een stalen ruggengraat van zijn of haar leidinggevende. De juridische kosten en de transitievergoeding slaan daarnaast een gat in de begroting, dus begint men er liever niet aan. Helemaal als het om promovendi gaat, omdat aan het einde van zo’n traject de betrokken promovendus al lang niet meer werkzaam is aan de TU/e.

Pas als een slachtoffer in zo’n situatie uit eigen beweging en onder eigen naam de publiciteit zoekt komt reputatieschade om de hoek kijken. Maar ik moet de eerste collega nog tegenkomen die dat durft.

Helaas klopt de constatering van Mechteld Hogenbrink, de anonieme promovenda die in het bovengenoemde Cursor-artikel ook haar verhaal doet, dat veel wetenschappers voor hun carrière te afhankelijk zijn van hun leidinggevenden en een dergelijke stap betekent dus waarschijnlijk het einde van de loopbaan waar je op dat moment al jaren voor wordt opgeleid. Zelfs derden die zich publiekelijk uitspreken, lopen kans om een paria te worden binnen de eigen faculteit.

Net als mijn collega toentertijd laten de meeste mensen het er dus maar bij zitten. En als ze er wel werk van maken wordt de aanstichter ervan in het beste geval overgeplaatst naar een andere afdeling, maar dan moet deze persoon het wel heel erg bont hebben gemaakt.

PS: De verhalen op de site van Cursor deden me denken aan het boek ‘Onder Professoren’ van W.F. Hermans, dat ik ooit op de middelbare school las als onderdeel van de literatuurlijst. Pas later begreep ik van een collega die in die tijd in Groningen werkte, dat dit boek niet geheel fictie is.

Deel dit artikel