TU/e gaat collegegeldvrij besturen niet mogelijk maken

De Eerste Kamer stemde dinsdag in met de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen. Universiteiten kunnen studentbestuurders nu vrijstellen van het betalen van collegegeld. Het College van Bestuur van de TU/e liet maandag al aan de universiteitsraad weten van deze mogelijkheid geen gebruik te gaan maken. Groep-één had bepleit dat voor een bepaalde categorie studenten juist wel te doen.

Het collegegeldvrij besturen, bedoeld voor studenten die een jaar fulltime willen besturen en verder geen onderwijs genieten, is slechts een onderdeel van de nieuwe wet die gisteren in de Eerste Kamer is aangenomen. Collegelid Jo van Ham noemde het maandag een zogeheten ‘kan’-bepaling. “Onderwijsinstellingen kunnen besluiten deze maatregel in te voeren, maar ze zijn het niet verplicht”, zo vertelde hij aan de leden van de universiteitsraad.

“Aan de TU/e ziet het College van Bestuur geen aanleiding om het huidige beleid ten aanzien van studentbestuurders te wijzigen. Dat betekent dat we willen dat besturen en studeren door een student gezamenlijk wordt gedaan. Daarom is in 2012 ook de fulltime beurs komen te vervallen en is die teruggebracht naar een beurs voor maximaal negen maanden.”

Studentengroepering Groep-één had er eind mei in een brief al op aangedrongen om het collegegeldvrij besturen voor een bepaalde categorie studenten aan de TU/e wel mogelijk te maken. Dit zouden studenten moeten zijn die hun bachelor nominaal of bijna-nominaal hadden afgerond, en die voordat ze aan hun master beginnen een voltijds bestuursjaar willen gaan doen.

In de vergadering van maandag zei Bart Verhaegh, fractielid van Groep-één, begrip te hebben voor het standpunt van het CvB dat studeren en besturen gecombineerd dienen te worden, maar dat het voorstel van zijn fractie slechts betrekking zou hebben op een heel klein deel van de studentbestuurders. Groep-één spreekt van het benadelen van een groep, door geld te vragen voor iets dat niet geconsumeerd wordt (onderwijs) aan die groep die tot dan toe nominaal gestudeerd heeft.

Van Ham zei dat dan geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een meningsverschil, maar dat het voor het College van Bestuur geen aanleiding is om alsnog van mening te veranderen.

Deel dit artikel