door

Free Egbert

09/05/2025

Deze week is karper Egbert na acht jaar bevrijd van zijn eenzame bestaan in de vijver van de TU/e. Medewerkers hadden aan de bel getrokken – een eenzaam bestaan is een visonwaardig bestaan.

Er moest iets gebeuren. Maar wat? Een karperexpert werd ingeschakeld. Die kwam, haalde de vis voorzichtig uit het water, controleerde hem op ziektes, en liet Egbert vervolgens elders vrij. Daar mag hij, met andere vissen, een nieuw leven beginnen. Er werd een gelikt filmpje gemaakt en Egbert haalde zelfs het landelijke nieuws. We hebben een vis gered. Het mocht wat kosten, maar met hart en hoofd hebben we het enige juiste gedaan.

Of toch niet? De verhuizing van Egbert lost het verkeerde probleem op: dat van de eenzaamheid van één vis. Maar het negeert het échte probleem: een grote, dode vijver midden op de campus. Een vijver die mooi is op de tekentafel, maar vrijwel niets te bieden heeft. Zelfs niet voor een vis.

Het gebeurt helaas wel vaker: zorgen om een enkel dier, maar daarbij de diersoort en de natuur vergeten. Het spreekwoordelijke grote plaatje missen. Orka ‘free Willy’ had een scheefgegroeide rugvin omdat hij altijd in een te klein bassin had geleefd. Het arme dier moest en zou worden vrijgelaten - eerst in een film (1993), later in het echt (2002). Ondertussen vissen we de oceanen leeg en bedreigen daarmee de wilde populaties orka’s.

IJsbeer Knut werd door zijn Berlijnse moeder verstoten. Er ontstond een ware knutmania – ook hij moest gered. Maar met welk doel? Een leven lang ijsberen in de dierentuin? Ondertussen stijgen de wereldwijde emissies van broeikasgassen nog steeds en wordt de ijsbeer als soort ernstig bedreigd door het wegsmelten van zijn leefomgeving.

De TU/e had de vijver moeten verrijken, in plaats van verder verarmen. Waterplanten, waterslakken, amfibieën en andere vissoorten introduceren. Een natuurlijke oever creëren en een eilandje waar watervogels ongestoord kunnen broeden. Goed voor de vijver, goed voor de biodiversiteit. En goed voor studenten en medewerkers.

Pieter Pauw is assistant professor bij de groep Technology, Innovation and Society. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.

Deel dit artikel