Stan Korzilius.
door

UR | Promovendigolf

23/05/2015

In februari maakte het kabinet bekend dat Nederlandse universiteiten mogen experimenteren met bursaalpromovendi. Bursaalpromovendi ontvangen geen salaris en hebben geen werknemer-status, waardoor ze een stuk goedkoper zijn en universiteiten voor hetzelfde geld meer promovendi kunnen opleiden (overigens lijkt het versoberen van de arbeidsvoorwaarden mij niet de juiste manier om meer promovendi aan te trekken, maar dat terzijde). Verder hoeven bursaalpromovendi vanwege hun studentstatus geen onderwijstaken te verrichten, met als beoogd gevolg een verhoging van het promotieniveau en een verkorting van de promotieduur.

Opvallend is dat het huidige stelsel indertijd juist is ingevoerd om precies dezelfde redenen. Dat het heeft gewerkt, blijkt uit de grote stijging in (succesvol afgeronde) promoties en het feit dat Nederlandse promotietrajecten internationaal hoog staan aangeschreven. Echter, het verhogen van het aantal promovendi zal vanwege de beperkte beschikbare tijd van begeleidende hoogleraren juist leiden tot een daling van het promotieniveau. Toegegeven, de gemiddeld lange promotieduur en hoge uitval verdienen aandacht, al scoort de TU/e wat dat betreft het beste van het land. Ik vind het dan ook een goede beslissing van het huidige College van Bestuur om niet aan het experiment mee te doen.

Overigens is er voor het merendeel van de promovendi na de promotie geen plek op de universiteit. Natuurlijk kan ook het bedrijfsleven profiteren van de kennis en kunde van gepromoveerden, maar een groot deel vindt zich hierop onvoldoende voorbereid tijdens het promotietraject. Het lijkt mij dan ook beter om, in plaats van de arbeidsmarkt met promovendi te overspoelen, de promovendi beter voor te bereiden op het bedrijfsleven. Of dit op de TU/e ook noodzakelijk is zal moeten blijken uit de ‘PhD survey’ die onlangs is gehouden. De resultaten hiervan zullen in het najaar in de universiteitsraad worden besproken.

Deel dit artikel