Lichtonderzoek op Stratumseind. Foto | Bart van Overbeeke

Lichtpsychologie in het wild

Als omgevingspsycholoog voelt Antal Haans zich aan de TU/e als een vis in het water. Als je het effect van de omgeving op het gedrag van mensen wilt bestuderen, is technologie namelijk een onontbeerlijk hulpmiddel. De universitair docent bij Human-Technology Interaction is gespecialiseerd in het effect dat licht heeft op ons veiligheidsgevoel en de neiging tot agressie. Zo onderzoekt hij op Stratumseind hoe verlichting kan bijdragen aan een veiliger uitgaansleven.

Niet alleen bèta-wetenschappers en ingenieurs doen onderzoek in laboratoria; ook veel psychologische inzichten stammen uit het lab. Een mens in een psychologielab is in zekere zin echter niet anders dan een aap in een kooi: het is maar de vraag in hoeverre hij daar ‘natuurlijk’ gedrag vertoont. Dat is een kwestie die ook Antal Haans bezighoudt. “Laboratoriumexperimenten zijn vaak niet ‘ecologisch valide’”, zo formuleert de omgevingspsycholoog het probleem. “Zeker als het gaat om agressie; dan wordt bijvoorbeeld gekeken hoe hard de proefpersoon zich uitleeft op een boksbal. Of er wordt gevraagd om een hete saus in iemands eten te doen. Nou, ik ben echt wel eens kwaad geweest op iemand; maar ik heb nooit uit wraak hete saus toegediend. Echt realistisch wil ik dat niet noemen.”

Aan de andere kant zijn realistische situaties vaak zo complex dat het erg lastig is om gedragingen toe te schrijven aan specifieke prikkels uit de omgeving. Haans is vanuit de TU/e verantwoordelijk voor het lichtonderzoek dat in de Eindhovense uitgaansstraat Stratumseind plaatsvindt in het kader van het project De-escalate. In samenwerking met onder meer de gemeente Eindhoven en Philips wordt daar gekeken hoe variabele (straat)verlichting kan worden ingezet om agressie te beteugelen. De eerste anderhalf jaar van het project hebben hem er nog eens van doordrongen hoe lastig psychologisch onderzoek ‘in het wild’ is. “We hebben ter plekke alle straatverlichting vervangen door ledlampen waarvan je de kleur vooraf kunt programmeren, of afhankelijk van de situatie kunt aanpassen vanuit het commandocentrum in de Oude Rechtbank. Maar licht is natuurlijk niet de enige factor die invloed heeft op het ontstaan van agressieve situaties. Er komt bijvoorbeeld ook nog veel geluid vanuit alle hoeken en cafés.”

Nu kun je dergelijke verstorende invloeden best uit de onderzoeksdata elimineren, mits je voldoende metingen hebt. Maar daar wreekt het zich dat er eigenlijk niet zo veel incidenten voorkomen op Stratumseind. “Die straat heeft misschien niet zo’n goede naam, maar er gebeurt daar echt niet meer dan wat je kunt verwachten voor een uitgaansplek van die omvang.” En dat is volgens Haans onvoldoende om goede statistiek op te kunnen bedrijven. “Onze studenten zijn er regelmatig hele nachten om te observeren, bezoekers testjes te laten doen en te praten met politie, uitsmijters en barpersoneel, maar incidenten vinden natuurlijk altijd net plaats als je er niet bent.”

"Bij koel licht zien ze een man die is vreemdgegaan"

Toch zijn er goede redenen om aan te nemen dat je met licht wel degelijk invloed kunt uitoefenen op het gedrag van (groepen) mensen. Haans noemt als voorbeeld de “schokkende” resultaten van een afstudeeronderzoek in zijn groep, waarbij proefpersonen een foto moesten beoordelen bij licht van een verschillende kleurtemperatuur - variërend van ‘warm’ licht met een gele ondertoon naar ‘koud’ licht dat meer naar blauw neigt. “Het bleek dat de situatie op een foto bij warm licht wordt beoordeeld als ‘man gaat naar zijn werk, vrouw staat in de deuropening’, terwijl de proefpersonen bij koeler licht eerder neigden naar interpretaties als ‘man is vreemdgegaan met de buurvrouw en wordt daarom het huis uitgezet door zijn vrouw’.”

Om het gat tussen dergelijk laboratoriumonderzoek en het echte leven te overbruggen, is een deel van de Markthal van MetaForum door het Intelligent Lighting Institute van de TU/e omgebouwd tot een ‘living lab’. Aan het plafond zijn 32 witte ledlampen gehangen waarvan de kleurtemperatuur kan worden aangepast, en evenveel kleurlampen om de lichtkleur ook zichtbaar te variëren. Het effect van deze verlichting wordt van bovenaf geregistreerd met drie camera’s en twaalf Kinect-bewegingssensoren. “Met die apparatuur kunnen we - met behulp van dezelfde OpenRemote software die we ook op Stratumseind gebruiken- de verlichting aanpassen en de afstand tussen personen bepalen, of zien wie met wie praat. We hebben bijvoorbeeld al gezien dat mensen bij een bepaalde dynamische verlichting dichter bij elkaar gaan staan. Het is echt een speeltuin voor omgevingspsychologisch onderzoek. We doen nu nog experimenten met uitgenodigde proefpersonen, maar dat willen we uitbreiden met reguliere bijeenkomsten.”

Net als op Statumseind komen ook bij een studentenborrel veel mensen in variërende staat van dronkenschap in een kleine ruimte bij elkaar. Als tussenstap tussen laboratorium en uitgaansstraat - overzichtelijker dan de binnenstad, maar realistischer dan een labsetting - werd daarom gekozen voor de borrelruimte in Gemini als alternatieve experimenteerruimte voor een afstudeeronderzoek. Minder geavanceerd dan het ‘living lab’ in de Markthal, maar wel een situatie waar de betrokken studenten - van studieverenigingen Protagoras en Simon Stevin - zich helemaal thuis voelen. “Daaruit bleek ook dat licht een meetbaar effect heeft, maar je moet het vooral zien als een opmaat naar het echte veldonderzoek in de stad.”

De omgevingspsycholoog waant zich aan de TU/e in een paradijs

Dat echte veldonderzoek, De-escalate, levert vooralsnog vooral veel kennis op over waar je allemaal tegenaan loopt bij psychologische experimenten ‘in het wild’. “Het is voor ons ook een les in methodiek”, zegt Haans eerlijk. “We gebruiken aangepaste testjes op de tablet die ontwikkeld zijn om agressie te meten in het lab, met plaatjes waarbij proefpersonen zich moeten inbeelden dat ze de hoofdpersoon zijn en moeten aangeven wat ze daarbij voelen. Dat moet allemaal heel snel, want die mensen zijn een avondje stappen. Het kost veel tijd om dat allemaal uit te werken - te coderen -; dan pas kunnen we beoordelen hoe bruikbaar die informatie is.”

Moderne technologie is bij dit soort grootschalige real-life experimenten onontbeerlijk om data te vergaren en te analyseren. Wat dat betreft bevindt Haans zich als omgevingspsycholoog op de TU/e in het paradijs, vindt hij. “Een combinatie van psychologie en technologie zoals wij die hier hebben, zie je nergens anders. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik hier mag werken.”

Deel dit artikel