Marije Meijer.

En hoe is het in Ulsan?

Voor mijn studie Human-Technology Interaction mocht ik een halfjaar naar het buitenland en vanaf het begin had ik mijn zinnen gezet op Azië. Vooral Japan en Zuid-Korea stonden hoog op mijn lijstje. Daadwerkelijk naar Zuid-Korea gaan, was tot de dag van vertrek een onwerkelijke gedachte. En nog steeds kijk ik af en toe om mij heen en kan ik niet geloven dat ik niet in ons koude kikkerlandje ben.

Als ik vertelde dat ik naar Zuid-Korea ging, bleek dat veel mensen dat land niet goed kenden. Ze waren bezorgd om mijn veiligheid, vooral omdat veel mensen alleen verhalen over Noord-Korea hadden gehoord. Ik ben zelf echter al een paar jaar geleden in de ban geraakt van de hallyu wave (de toenemende populariteit van Zuid-Korea) en had hoge verwachtingen; ik keek vooral uit naar de Noreabang (karaokekamertjes) en de PC bang (gameruimtes).

De natuur en tempels maken Zuid-Korea tot een prachtig land en met vijfentwintig graden middenin oktober mag ik ook niet klagen over het weer. Er zijn wel een paar culturele regels waaraan je je moet houden, maar als waeguk (buitenlander) wordt je veel vergeven. Communiceren gaat soms vrij lastig, maar met veel wijzen en knikken en een gomabseubnida (dank u wel) hier en daar kom ik een heel eind.

De campus van mijn universiteit, Ulsan National Institute of Science and Technology (UNIST), bestaat uit een aantal faculteiten gebouwd aan een meer. We hebben ook een student union building vol restaurantjes en clubjes en een vier verdiepingen tellende bibliotheek, waar ik mij nu in bevind.

De campus is nog erg jong; de universiteit bestaat sinds 2007 en ging open in 2009, maar ze groeit hard en heeft grote ambities. Vanaf dit jaar is UNIST één van de vier door de overheid gefinancierde onderzoeksinstituten in Zuid-Korea. De universiteit wil in 2030 tot de top-tien van World Science and Technology-universiteiten behoren, en ze winden daar geen doekjes om.

Lees hier meer over mijn reis.

Deel dit artikel